ECLI:NL:RBROT:2020:6118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
11 juli 2020
Zaaknummer
7950478 CV EXPL 19-32912
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast door duiven

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Verknocht B.V. (eiseres) en Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg (gedaagde), in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [gedaagde]. Eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van gedaagde, gelegen aan [adres], vanwege overlast veroorzaakt door duiven. De procedure begon met een dagvaarding op 24 juli 2019 en omvatte verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een mondelinge behandeling op 17 januari 2020.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde, die sinds 2015 onder bewind staat, de woning huurt zonder schriftelijke huurovereenkomst. Er is overlast ontstaan door de aanwezigheid van duiven, die gedaagde in zijn tuin hield. Ondanks eerdere waarschuwingen en afspraken om de overlast te verminderen, bleef gedaagde duiven voeren, wat leidde tot klachten van omwonenden. Eiseres heeft foto’s en correspondentie overgelegd ter onderbouwing van haar vorderingen.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder door de overlast te veroorzaken. De rechter overwoog dat de overlast ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Gedaagde's verweer, dat er geen sprake was van verzuim en dat hij niet verantwoordelijk was voor de overlast, werd verworpen. De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, met de bepaling dat gedaagde de woning binnen twee maanden na betekening van het vonnis moet ontruimen. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot betaling van huurpenningen en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7950478 CV EXPL 19-32912
uitspraak: 3 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verknocht B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. V.C. Hartkamp,
tegen
1. de stichting
Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg,
in haar hoedanigheid als bewindvoerder van [gedaagde] ,
gevestigd te Zoetermeer,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. M.H. de Lange.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘eiseres’ en ‘gedaagde’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 24 juli 2019, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 15 oktober 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
aanvullende producties zijdens eiseres d.d. 8 januari 2020;
het proces-verbaal van de op 17 januari 2020 gehouden mondelinge behandeling;
de akte uitlaten alsmede wijziging eis zijdens eiseres;
de antwoordakte zijdens gedaagde.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Gedaagde huurt van eiseres de woning aan adres [adres] (hierna: ‘de woning’). Partijen beschikken niet over een schriftelijke huurovereenkomst.
2.2
Stichting CAV is sinds 2015 bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan [gedaagde] .
2.3
In de omgeving van de woning is overlast ontstaan door de aanwezigheid van duiven.
2.4
[gedaagde] heeft een duiventil in zijn tuin gehad. Deze duiventil is inmiddels afgebroken en afgevoerd, en de duiven zijn elders ondergebracht.

3..De vordering

3.1
Eiseres vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst met betrekking tot de woning met onmiddellijke ingang te ontbinden;
II. gedaagde te veroordelen om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten met al hetgeen zich vanwege gedaagde daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin vanwege gedaagde bevinden, en onder afgifte van alle sleutels de woning ter vrije beschikking van eiseres te stellen;
III. gedaagde te veroordelen om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 137,37 per maand aan huurpenningen c.q. gebruiksvergoeding, een deel van een maand voor een hele maand gerekend, tot de dag dat de woning geheel door gedaagde is ontruimd;
IV. gedaagde te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Eiseres heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 7:213 BW dient gedaagde zich als goed huurder te gedragen en mag hij geen overlast of hinder veroorzaken. Deze verplichtingen komt gedaagde echter structureel niet na. Eiseres ontvangt al enkele jaren klachten van omwonenden over overlast die door gedaagde wordt veroorzaakt, bestaande uit onder meer het voeren en houden van duiven en het slecht onderhouden van de woning. Er is derhalve sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, die dermate ernstig is dat zij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Eiseres vordert daarbij tevens het overeengekomen huurbedrag per maand als schadevergoeding vanaf de dag van de ontbinding tot aan de dag van de ontruiming.
3.3
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres foto’s overgelegd van duiven op het dak van de woningen, duiven in en op een duivenhok in de tuin, duiven die door gedaagde gevoerd worden en ratten en/of muizen die omwonenden hebben gevangen. Daarnaast zijn er brieven en e-mails overgelegd waaruit blijkt dat omwonenden al enkele jaren klagen over onder meer dagelijkse stank- en geluidsoverlast en bedreigingen die door gedaagde worden geuit. [bedrijf] , de beheerder van de woning, heeft gedaagde reeds in augustus 2011 aangesproken op zijn gedrag. Eiseres voert aan dat er daarna meerdere keren is geprobeerd om afspraken met gedaagde te maken om de overlast tegen te gaan, ook na de mondelinge behandeling, maar dat was tevergeefs. Voor haar en omwonenden is de maat vol. Eiseres zegt wel toe dat zij zich zal inspannen om ervoor te zorgen dat gedaagde niet op straat komt te staan.

4..Het verweer

4.1
Het verweer van gedaagde strekt tot afwijzing van de vordering. Hiertoe voert hij - kort samengevat - het volgende aan. Er is geen sprake van ernstige en structurele hinder of overlast die onaanvaardbaar is naar de maatstaf van hetgeen men in het maatschappelijk verkeer van elkaar kan en moet aanvaarden. Ook ontbreekt het causaal verband tussen de overlast die de omwonenden ervaren en het gedrag van gedaagde. De overlast wordt veroorzaakt door stadsduiven, en niet door de duiven die hij in zijn tuin gehouden heeft. Daarnaast kan het slechte onderhoud van de woning gedaagde niet aangerekend worden, aangezien eiseres zelf geen onderhoud aan de woning uitvoert. Verder kampt gedaagde met psychische problemen, waardoor hij zijn gedrag niet altijd in de hand heeft. Toewijzing van de vordering zou door deze psychische problemen voor veel spanning zorgen, waardoor gedaagde een zwaarwegend belang heeft bij behoud van zijn woning.

5..De beoordeling

5.1
Het geschil draait om de vraag of gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst door het veroorzaken van overlast en of dit een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.3
Allereerst dient beoordeeld te worden of vast kan komen te staan dat de overlast die de omwonenden ervaren door gedaagde wordt veroorzaakt. Dit wordt door eiseres gesteld, maar door gedaagde ontkend. Naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat gedaagde ernstige overlast veroorzaakt voor omwonenden. Eiseres heeft haar stelling voldoende onderbouwd met foto’s en correspondentie, en gedaagde heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de verklaringen en foto’s en van een causaal verband tussen het gedrag van gedaagde en de overlast van omwonenden. Er is dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, en de kantonrechter acht deze tekortkoming zodanig dat in redelijkheid niet van eiseres kan worden verlangd om de huurovereenkomst met gedaagde voort te zetten. In beginsel is ontbinding van de huurovereenkomst dan ook gerechtvaardigd.
5.4
Vervolgens dient beoordeeld te worden of er grond bestaat voor toewijzing van de vordering. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden en met de belangen van partijen. Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden die gedaagde heeft aangevoerd overweegt de kantonrechter dat deze, hoe moeilijk ook, voor rekening en risico van gedaagde komen en hem niet ontslaan van zijn wettelijke verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Hetgeen partijen hebben aangevoerd inzake het onderhoud aan de woning maakt dit niet anders. Eiseres betwist dat er gebreken aan de woning zijn, behoudens de gebreken die in de door gedaagde als productie 3 bij conclusie van antwoord overgelegde brief d.d. 26 februari 2019 worden vermeld. Volgens eiseres konden de in deze brief genoemde tuinwerkzaamheden niet verricht worden, omdat gedaagde geen medewerking verleende. Gelet op de betwisting van eiseres is onvoldoende vast komen te staan dat zij gebreken aan de woning die door gedaagde aan haar zijn gemeld niet zal herstellen. Dit is voor de kantonrechter dus geen reden om tot afwijzing van de vordering over te gaan.
5.5
Een andere omstandigheid die van belang is voor het al dan niet toewijzen van de vordering, is dat gedaagde heeft aangevoerd dat eiseres hem nooit heeft aangesproken op overlast veroorzakend gedrag en dat hij niet persoonlijk in gebreke is gesteld, waardoor er geen sprake is van verzuim. Artikel 6:265 lid 2 BW bepaalt immers dat – in situaties waarin nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is - de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is. Het verzuim treedt in dat geval in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Volgens gedaagde is dat niet gebeurd en is het verzuim dus niet ingetreden, waardoor de overeenkomst niet ontbonden kan worden. De kantonrechter overweegt als volgt. Het betreft hier een overeenkomst die voor beide partijen voortdurende verplichtingen inhoudt. Indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een van zijn voortdurende verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst kan deze nalatigheid niet meer worden hersteld en is nakoming blijvend onmogelijk (HR 11 januari 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD4925, Schwarz/Gnjatovic). Verzuim speelt hierbij geen rol, zodat een ingebrekestelling in casu niet vereist is. De eenmaal ontstane tekortkoming kan immers niet meer ongedaan worden gemaakt door alsnog na te komen. Het verweer van gedaagde dat hij niet is verzuim is, wordt verworpen.
5.6
Na afweging van alle belangen komt de kantonrechter tot de conclusie dat de vordering van eiseres strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde moet worden toegewezen. De situatie duurt inmiddels al geruime tijd en ondanks de vooruitgang die geboekt is door het verwijderen van de duiventil is de overlast voor omwonenden niet tot een acceptabel niveau verminderd. In dit verband wordt opgemerkt dat tijdens de mondelinge behandeling door partijen is afgesproken dat de duiventil zou worden weggehaald waarna de zaak drie maanden is aangehouden. In die drie maanden zou gedaagde de duiven niet meer mogen voeren. Ook zou onderzocht worden of partijen het eens zouden kunnen worden over een gedragsaanwijzing. Bij akte uitlaten en wijziging eis heeft eiseres echter laten weten dat gedaagde de duiven is blijven voeren en de klachten van de buren blijven komen. In zijn antwoordakte erkent gedaagde dat hij de duiven “zeer incidenteel” is blijven voeren waarbij hij zich beroept op opschorting: als haar (onderhouds)verplichtingen nakomt zal gedaagde ook zijn verplichtingen nakomen. Dit is echter de wereld op zijn kop. Gedaagde wist wat op het spel stond en heeft zijn kans voorbij laten gaan. Ook de mogelijkheid middels een gedragswijziging ontbinding van de huurovereenkomst af te wenden heeft hij niet benut.
5.7
Gezien de persoonlijke omstandigheden van gedaagde ziet de kantonrechter wel aanleiding om de termijn waarbinnen ontruimd moet worden te verlengen en te stellen op twee maanden na de ontbinding. Op deze manier wordt aan de hulpverlenende instanties meer tijd gegeven om gedaagde te begeleiden naar een andere woning.
5.8
Eiseres vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Gedaagde voert hiertegen verweer. De kantonrechter dient dus te beslissen of het belang van eiseres bij een uitvoerbaar bij voorraadverklaring zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel rechtsmiddel is beslist. Eiseres heeft een uitvoerbaar bij voorraadverklaring gevorderd en wordt dus vermoed hierbij belang te hebben. Gedaagde heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende onderbouwd waarom zijn belang zwaarder weegt dan het belang van eiseres, en de uitvoerbaar bij voorraadverklaring zal dus worden toegewezen.
5.9
De vordering van eiseres om gedaagde te veroordelen tot het betalen van een van een bedrag van € 137,37 per maand aan huurpenningen c.q. gebruiksvergoeding tot aan het moment van ontruiming van de woning zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader inhoudelijk verweer is gevoerd.
5.1
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen ten aanzien van de woning gelegen aan de [adres] en veroordeelt gedaagde om binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege gedaagde daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van eiseres te stellen;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 137,37 per maand, met ingang van het moment van ontbinding van de huurovereenkomst tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een en ander voor zover inzake die betreffende maand(en) geen huur is betaald;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 101,06 aan dagvaardingskosten, € 121,- aan griffierecht en € 450,- aan salaris voor de gemachtigde van eiseres;
en indien gedaagde niet binnen twee maanden na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een bedrag van € 90,- aan nasalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416