ECLI:NL:RBROT:2020:6117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
11 juli 2020
Zaaknummer
8309425 CV EXPL 20-4572
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsregeling tussen verhuurder en huurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 3 juli 2020, heeft de stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) een vordering ingesteld tegen een gedaagde huurder wegens huurachterstand. De gedaagde huurde een woning van Woonplus voor een maandelijkse huurprijs van € 350,34, maar is in gebreke gebleven met de betaling van de huur. Woonplus vorderde na eisvermindering een bedrag van € 700,68 aan achterstallige huurpenningen, alsook de kosten van de procedure. De procedure begon met een dagvaarding op 3 februari 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met april 2020 door de gedaagde is erkend. Partijen hebben in onderling overleg een regeling getroffen waarbij de gedaagde het totaalbedrag van de huurachterstand, inclusief proceskosten, in maximaal zes termijnen zal voldoen, naast de lopende huur. De kantonrechter heeft het verzoek van partijen om deze afspraak vast te leggen in een vonnis ingewilligd.

In de beslissing heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag van € 700,68 en de proceskosten, die in totaal zijn vastgesteld op € 1.542,64. De gedaagde mag dit bedrag in zes maandelijkse termijnen van € 257,11 voldoen, te beginnen op 1 juli 2020. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken door mr. S.H. Poiesz tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8309425 CV EXPL 20-4572
uitspraak: 3 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Zwiers.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonplus’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 3 februari 2020, met producties;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek, met productie;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[gedaagde] huurt van Woonplus de woning aan adres [adres] , tegen een huurprijs van laatstelijk € 350,34 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan.
2.2
In de betaling van de huurpenningen is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
Woonplus vordert, na eisvermindering, betaling van € 700,68 aan achterstallige huurpenningen, alsmede betaling van de kosten van deze procedure.
3.2
Woonplus heeft nakoming van de huurovereenkomst aan haar vordering tot betaling van de huurpenningen ten grondslag gelegd. Uit de huurovereenkomst vloeit voort dat [gedaagde] een verplichting heeft tot het betalen van de huur. Hij is deze verplichting niet volledig nagekomen.

4..De beoordeling

4.1
Bij conclusie van repliek is door Woonplus gesteld dat de huurachterstand tot en met de maand april 2020 € 700,68 bedraagt. Dit is door [gedaagde] erkend. Partijen hebben in onderling overleg de navolgende regeling getroffen. Het totaalbedrag van de huurachterstand inclusief proceskosten zal in maximaal zes termijnen, naast de lopende huur, door [gedaagde] worden voldaan.
4.2
Partijen hebben de kantonrechter verzocht deze afspraak vast te leggen in een vonnis. De kantonrechter ziet geen aanleiding om dit verzoek niet in te willigen. De kantonrechter zal derhalve een veroordeling uitspreken die in overeenstemming is met de afspraak tussen partijen.
4.3
De vordering van Woonplus tot betaling van de reeds opeisbaar geworden huurpenningen ten bedrage van € 700,68, berekend tot en met de maand april 2020, zal daarom worden toegewezen.
4.4
[gedaagde] zal, conform de afspraak tussen partijen, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus aan huurachterstand tot de en met de maand april 2020 te betalen een bedrag van € 700,68;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonplus vastgesteld op € 102,96 aan dagvaardingskosten, € 499,- aan griffierecht en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde van Woonplus;
staat [gedaagde] toe de som van de hiervoor genoemde bedragen van in totaal € 1.542,64, naast de lopende huur, aan Woonplus te voldoen, in zes maandelijkse termijnen van € 257,11, met ingang van 1 juli 2020;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416