ECLI:NL:RBROT:2020:6074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
10/751066-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontucht met minderjarige prostituee

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De verdachte, wiens identiteit in het vonnis niet is vermeld, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige, geboren in 2001, die zich beschikbaar stelde voor betaalde seks. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 7 december 2018 ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, die op het moment van de feiten 17 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig waren en dat de verdachte niet kon aantonen dat hij niet met haar had afgesproken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent en onbetrouwbaar waren.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank baseerde haar beslissing op de LOVS-oriëntatiepunten voor ontucht met minderjarigen, waarbij de verdachte niet kon aantonen dat hij zich van de leeftijd van het slachtoffer had vergewist. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde de verdachte een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op, waarbij de reclassering de uitvoering van de taakstraf zou bepalen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. P. Putters, voorzitter, en mrs. R. Brand en W.J.M. Diekman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. in 't Veld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/751066-19
Datum uitspraak: 1 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr A. Dogan, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verklaringen van [naam slachtoffer] zijn inconsistent en onbetrouwbaar en steunbewijs ontbreekt. De verdachte heeft weliswaar meerdere keren een sekafspraak gepland met [naam slachtoffer] , maar tot een daadwerkelijke ontmoeting is het nooit gekomen. Hij heeft dan ook nooit seksuele handelingen verricht met haar. De WhatsApp-gesprekken waarin de verdachte zegt dat hij het lekker vond en dat hij van diep en hard houdt, gaan over telefoonsex en niet over een fysieke ontmoeting.
4.1.2.
Beoordeling
De verklaringen van [naam slachtoffer] komen er – kort gezegd – op neer dat zij in oktober of november 2018 één seksafspraak heeft gehad met de verdachte. Ze heeft toen vaginale seks met hem gehad en hij heeft haar daarvoor betaald.
Tegenover deze verklaring staat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij weliswaar meerdere keren met [naam slachtoffer] een seksafspraak had gepland en dat hij contact met haar heeft gehad, maar dat hij haar nooit daadwerkelijk heeft ontmoet en dus ook geen seksuele handelingen met haar heeft verricht.
Het verweer dat de verklaringen van [naam slachtoffer] inconstistent en onbetrouwbaar zouden zijn, wordt verworpen. Weliswaar weet [naam slachtoffer] zich niet precies te herinneren wanneer een en ander is gebeurd, maar zij heeft tegenover de politie direct de verdachte als één van haar (drie) klanten aangewezen en stellig en herhaaldelijk verklaard dat zij één keer betaalde seks met hem heeft gehad. De rechtbank acht de ontkenning van de verdachte ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. In het dossier bevinden zich WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en [naam slachtoffer] van 27 november 2018 waarin de verdachte onder andere aan [naam slachtoffer] vraagt
‘vond je het lekker?’waarna de verdachte zegt
‘ik ook, ik hou van diep en hard’. Ook vraagt [naam slachtoffer] op 7 december 2018 aan de verdachte of hij binnenkort wil afspreken en of hij alvast geld wil overmaken, waarop de verdachte reageert
‘ik geef eigenlijk niet zomaar geld vooraf ook al heb ik je 1x geneukt’.Deze WhatsApp-berichten in onderling verband beschouwd passen meer bij de verklaring van [naam slachtoffer] dat zij betaalde seks heeft gehad met de verdachte, dan bij de verklaring van de verdachte dat hij [naam slachtoffer] nooit heeft ontmoet, laat staan seks met haar zou hebben gehad.
Al met al worden de verklaringen van [naam slachtoffer] ondersteund door de overige inhoud van het dossier. Dit geldt niet voor de verklaringen van de verdachte. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met [naam slachtoffer] . Vast staat dat zij destijds 17 jaar was. Het feit dat de verdachte dat pas achteraf vernam is voor de bewezenverklaring niet relevant, nu de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. Dit bestanddeel is bewezen indien objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 16 en 18 jaar oud is.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is gelegde is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
in de periode van 01 oktober 2018 tot en met 07 december 2018 te
Rotterdam, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, welke ontuchtige handeling bestond uit het
brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien
jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tegen betaling hebben van seks met een minderjarige. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en hij heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 november 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering ziet geen risicofactoren. De verdachte heeft geen psychische klachten en heeft een pro sociale houding. Ten aanzien van zijn seksualiteitsbeleving ziet de reclassering geen bijzonderheden. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat en bij een veroordeling wordt een (voorwaardelijke) straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis verwezen naar recente jurisprudentie van verschillende rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank heeft kennis genomen van deze jurisprudentie en stelt vast dat deze uitspraken zijn gedaan in de periode vóór 1 maart 2020. Op 1 maart 2020 heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) echter oriëntatiepunten opgesteld ten aanzien van de strafmaat voor ontucht met een minderjarige. Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op deze oriëntatiepunten, waarin twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft ontucht met een minderjarige tegen betaling. Als uitgangspunt daarvoor geldt de oplegging van een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 150 uren. De tweede categorie betreft ontucht met een minderjarige tegen betaling waarbij aannemelijk is dat er voor de verdachte aanwijzingen zijn dat sprake is van uitbuiting of minderjarigheid. Als uitgangspunt daarvoor geldt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De officier van justitie heeft gesteld dat er voor de verdachte aanwijzingen waren dat sprake was van minderjarigheid en heeft daartoe aangevoerd dat het slachtoffer niet heeft geadverteerd maar dat zij reageerde op een advertentie van de verdachte. Deze enkele omstandigheid acht de rechtbank echter onvoldoende om te concluderen dat er een aanwijzing was voor minderjarigheid. Dat neemt niet weg dat de verdachte zich van de precieze leeftijd van het slachtoffer had moeten vergewissen. Dat heeft hij nagelaten en daarvoor draagt hij verantwoordelijkheid.
Gelet op het vorenstaande sluit de rechtbank voor wat betreft de strafmodaliteit en -maat aan bij de hiervoor bedoelde eerste categorie van de orientatiepunten van het LOVS. Aan de verdachte zal dan ook een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 150 uren worden opgelegd.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. R. Brand en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. in 't Veld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
in of omstreeks de periode van 01 oktober 2018 tot en met 07 december 2018 te
Rotterdam, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001,
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele
handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren
maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit het
(meermalen) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van
die [naam slachtoffer] .