Uitspraak
[naam veroordeelde] ,
Opgelegde straf
Rotterdam van 2 augustus 2018, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 juni 2020 uitspraak gedaan over de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De veroordeelde had de voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling niet nageleefd door zonder toestemming de instelling Exodus te verlaten en bij zijn vriendin te gaan wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op eigen initiatief en zonder toestemming zijn verblijf bij Exodus heeft beëindigd, wat heeft geleid tot een vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Tijdens de openbare terechtzitting zijn de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. De rechtbank heeft ook een getuige gehoord die als reclasseringswerker verbonden is aan Reclassering Nederland. De getuige heeft verklaard dat de veroordeelde bij zijn vriendin verblijft en dat zij een beschermende factor in zijn leven is. De rechtbank heeft de zorgen over de naleving van de voorwaarden en het recidiverisico meegewogen in haar beslissing.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde verwijtbaar de voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling niet heeft nageleefd. De vordering van de officier van justitie tot herroeping is in beginsel toegewezen, maar de rechtbank heeft besloten om de herroeping te beperken tot de tijd die de veroordeelde nu weer vastzit. De rechtbank gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk moet worden ondergaan, en heeft het bevel tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling opgeheven met ingang van 12 juni 2020.