ECLI:NL:RBROT:2020:6070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
10/731009-19 / vordering TUL VV: 10/250862-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing en woninginbraken met gebruik van geweld en bedreiging

Op 24 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van afpersing, woninginbraak gedurende de voor rust bestemde tijd en poging tot woninginbraak. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij de verklaringen van de aangever en camerabeelden cruciaal waren. De aangever verklaarde dat hij op 5 november 2019 nabij het metrostation Vlaardingen door twee onbekende personen werd aangesproken en bedreigd met een mes, waarna hij gedwongen werd geld te pinnen. De rechtbank achtte de verklaring van de aangever betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van poging tot woninginbraak en woninginbraak. In de nacht van 26 op 27 oktober 2019 werd een baksteen door een ruit van een woning gegooid, waarbij DNA van de verdachte werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring over de gebeurtenis. Ook in een andere zaak, van 1 op 2 juli 2019, werd de verdachte beschuldigd van woninginbraak, waarbij DNA-sporen werden aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ook in deze gevallen schuldig was aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en deelnemen aan een gedragsinterventie. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte een gevangenisstraf rechtvaardigden, en dat er geen aanleiding was voor een geheel voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/731009-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/250862-18
Datum uitspraak: 24 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam (Huis van Bewaring), locatie De Schie,
raadsvrouw mr. H. Asal, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in het rapport over de verdachte van 20 februari 2019, alsmede deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/250862-18.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 1: medeplegen afpersing op de openbare weg
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van afpersing, aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring. De verklaring van de aangever wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier. Evenmin is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn vriend. Dat zij vrijwel gelijktijdig met de aangever uit de metro stappen en met hem praten, is daartoe onvoldoende.
4.1.2.
Beoordeling
De aangever heeft – kort weergegeven – verklaard dat hij op 5 november 2019 nabij het metrostation Vlaardingen werd aangesproken door twee voor hem onbekende personen. Een van hen, de persoon, die hij omschreef als jongen 1, kwam heel dicht op hem staan waardoor hij een stap naar achteren deed. Hij werd daarop door de andere persoon, die hij omschreef als jongen 2, verbaal bedreigd, waarna hem werd gezegd dat hij € 200,-- moest gaan pinnen. Jongen 2 heeft vervolgens zijn woorden kracht bijgezet door een zakmes aan de aangever te tonen. Aangever moest zijn tassen bij de jongens achterlaten en heeft vervolgens bij een supermarkt in Vlaardingen bij de kassa een geldbedrag van € 150,- bijgepind en aan de twee personen afgegeven. Daarna moest hij met hen meelopen en hen, wederom na verbale bedreigingen, nogmaals geld geven. Aangever heeft toen een geldbedrag van € 70,- gepind.
De verdachte heeft weliswaar erkend dat hij toen en daar met de aangever heeft gesproken en ook dat daar nog iemand anders bij aanwezig was. Hij ontkent dat hij aangever toen heeft bedreigd, een mes heeft getoond of heeft afgeperst.
De rechtbank acht evenwel de verklaring van aangever betrouwbaar. Deze is niet alleen gedetailleerd en consistent maar wordt ook ondersteund door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Op camerabeelden is namelijk te zien dat deze andere persoon een stap deed in de richting van aangever en dat aangever daarop direct een stap naar achteren deed, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank passend is bij de verklaring van de aangever dat hij daardoor schrok. En dergelijke reactie sluit niet aan bij de lezing van de verdachte dat er een ongedwongen gesprek plaatsvond.
Ook het feit dat de aangever zijn tassen bij de verdachte en de andere persoon heeft moeten achterlaten, wordt ondersteund door de camerabeelden. Voorts blijkt uit de banktransacties van de aangever van 5 november 2019 dat hij twee maal geldbedragen in twee separate transacties en met enige tijd daartussen heeft gepind. Deze handelwijze sluit naadloos aan bij de verklaring van aangever, maar is niet goed verklaarbaar wanneer aangever zijn spullen zou hebben achtergelaten bij twee personen, die hij bij toeval nog maar net tevoren zou hebben ontmoet.
De rechtbank acht in het licht van de bewijsmiddelen de verklaring van de verdachte op de zitting dat hij de aangever nog van de lagere school en uit de buurt kende en daarom een praatje met hem maakte, niet aannemelijk, zeker nu de verdachte tegenover de politie na confrontatie met de camerabeelden van metrostation Vlaardingen Centrum van 5 november 2019, heeft verklaard dat hij aangever in het geheel niet kende.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van de aangever op de openbare weg. Dat op de camerabeelden niet wordt gezien dat de verdachte een zakmes heeft getoond aan de aangever, doet daar niet aan af. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de aangever op dit punt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de aangever heeft aangeduid als jongen 1, omdat uit de gang van zaken zoals geschetst in de aangifte volgt dat zij beiden een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het delict.
4.1.3.
Conclusie
Dit alles leidt tot de conclusie dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2: poging woninginbraak [adres delict 1] te Vlaardingen
4.1.4.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2 primair ten laste gelegde feit, nu wettig en overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt. Er is geen sprake van een begin van uitvoering, omdat de verdachte niet de bedoeling had om in te breken. Hooguit is sprake van vernieling van de ruit.
4.1.5.
Beoordeling
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat in de nacht van 26 op 27 oktober 2019 een baksteen is gegooid door een ruit van een van de achterdeuren van de desbetreffende woning, waarna het alarm afging. Uit DNA-onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal dat is aangetroffen op de baksteen, afkomstig is van de verdachte.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij die avond met een vriend genaamd [naam vriend] naar een huisfeestje in de [straatnaam] was geweest en dat hij onderweg naar huis uit frustratie, omdat hij ruzie had met zijn vriendin, een baksteen heeft gepakt en die over de heg van een woning heeft gegooid. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Desgevraagd kon de verdachte ook ter zitting nog niet aangeven bij wie en waar dat huisfeestje had plaatsgevonden, noch hoe hij in het voorbijlopen bij de bewuste achterdeur zou zijn beland. De verklaring is daarmee niet concreet en verifieerbaar, noch is de juistheid daarvan anderszins aannemelijk geworden.
De gedragingen van de verdachte, in combinatie met het nachtelijk tijdstip waarop deze plaatsvonden en de plek van de toegebrachte schade – aan de achterdeuren van de woning – is naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien gericht op een inbraak in de woning aan de [adres delict 1] te Vlaardingen. Aan het alternatieve scenario wordt daarom voorbijgegaan.
4.1.6.
Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: woninginbraak [adres delict 2] te Vlaardingen
4.1.7.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ontkend dat hij de woninginbraak heeft gepleegd.
4.1.8.
Beoordeling
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat in de nacht van 1 op 2 juli 2019 twee aardappelschilmesjes uit de keukenlade van de desbetreffende woning zijn weggenomen. Op de vloer is een steen aangetroffen, waarmee het glas van de keukendeur was ingegooid. Bij sporenonderzoek werd aan de buitenzijde van het raamkozijn een bloedspoor aangetroffen. Dit spoor is veilig gesteld voor nader onderzoek. Uit DNA-onderzoek is vervolgens gebleken dat dit bloedspoor afkomstig kan zijn van de verdachte met een matchkans kleiner dan één op een miljard. Gelet op de resultaten van het DNA-onderzoek stelt de rechtbank vast dat de verdachte dit bloedspoor ter plaatse heeft achtergelaten. De verdachte heeft bij de politie noch op de zitting hiervoor een verklaring gegeven. De rechtbank concludeert dat dit spoor is aan te merken als een daderspoor en dat de verdachte aldus de woninginbraak heeft gepleegd.
4.1.9.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 05 november 2019 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, met het oogmerk om zich en/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere,
geldbedragenin totaal 220,- euro, toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] toevoegen van de dreigende woorden: "Jij hebt mijn mattie aangegeven bij de politie en ik heb nu de opdracht gekregen om dingen met jou te doen" en "Dat maakt niet uit, je moet nu 200,- euro gaan pinnen omdat het jouw schuld is", en
- dicht bij voornoemde [naam slachtoffer 1] staan envervolgens tonen van een (zak)mes,
, aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en
- nadat voornoemde [naam slachtoffer 1] een, geldbedrag had afgegeven aan verdachte en zijn mededader aan voornoemde [naam slachtoffer 1] toevoegen van de dreigende woorden: "Nu heb je me boos gemaakt, nu ga je 50,- euro extra geven, want je hebt me beledigd" en
2.
hij in de periode van 26 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019 te Vlaardingen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres delict 1] , terwijl verdachte zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen en/of een geldbedrag, die toebehoorden, aan [naam slachtoffer 2] , weg te nemen uit voornoemde woning met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen of die weg te nemengoederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak , een baksteen, door een ruit van voornoemde woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 01 juli 2019 tot en met 02 juli 2019 te Vlaardingen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] , terwijl verdachte zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere, messen), toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen messenonder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
2.
(primair)
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Standpunt verdediging
Bij de strafoplegging dient te worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zodat de verdachte zo snel mogelijk zijn school weer kan oppakken. Zolang hij gedetineerd zit, is het niet mogelijk om (online) lessen te volgen.
7.2.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander, op de openbare weg, op zeer intimiderende wijze het slachtoffer [naam slachtoffer 1] geld afgeperst. Niet alleen is hij daarbij verbaal bedreigd, maar ook is hem een zakmes getoond.
Dergelijke feiten, gepleegd op de openbare weg, zijn zeer bedreigend en versterken gevoelens van angst en onveiligheid. Niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij de maatschappij in het algemeen, doordat mensen direct of indirect geconfronteerd worden met dit soort ernstige feiten. De verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de angst die zijn handelen teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door geldelijk gewin voor hem en zijn mededader. Dit alles, maar ook de omstandigheid dat de verdachte ook nu nog op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak en een woninginbraak. Beide keren heeft hij in de nachtelijke uren met een (bak)steen een ruit van de woning ingegooid, terwijl de bewoners thuis lagen te slapen. De verdachte heeft hiermee schrik, schade en overlast bezorgd aan de bewoners van de woningen. Bij de voltooide woninginbraak heeft hij een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht doordat hij verschillende goederen heeft weggenomen. Het zijn daarom ernstige feiten.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en nog in een proeftijd loopt.
7.4.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een verslag over het verloop van het toezicht met betrekking tot de verdachte gecombineerd met een reclasseringsadvies opgemaakt, gedateerd 13 maart 2020. Dit verslag houdt het volgende in.
Gedurende het lopende reclasseringstoezicht is de verdachte drie maal met justitie in aanraking gekomen. Er lijkt sprake te zijn van een delictpatroon. De verdachte heeft geen inzicht in zijn eigen gedrag en hoe dit wordt beïnvloed door zijn sociale contacten. Daarom valt niet uit te sluiten dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Niettemin komt hij zijn meldplichtafspraken met uitzondering van een enkele keer na en heeft hij een open houding. Ook is hij gemotiveerd een opleiding te volgen. Bij een veroordeling wordt daarom geadviseerd nader onderzoek naar de problematiek bij de verdachte uit te voeren en hem eventueel daarop aansluitend een behandeling bij De Waag te laten volgen.
De officier van justitie heeft gevorderd bij een eventuele veroordeling de bijzondere voorwaarden op te leggen die bij een eerdere veroordeling reeds waren opgelegd en deze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij heeft daarbij verwezen naar het reclasseringsrapport van 20 februari 2019 waarin de volgende bijzondere voorwaarden zijn vermeld:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie (cognitieve vaardigheden);
  • contactverbod;
  • inspanningsverplichting om een betaalde baan of een andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding te verkrijgen en te behouden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het verloop van het reclasseringstoezicht. Dat heeft de verdachte niet ervan weerhouden kort na aanvang daarvan opnieuw strafbare feiten te plegen. Voor een geheel voorwaardelijke straf, zoals de verdediging heeft bepleit, ziet de rechtbank daarom geen aanleiding.
Aangezien de reclassering het lopende reclasseringstoezicht met begeleiding en toezicht nog steeds noodzakelijk acht, zal de rechtbank een gedeelte van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de reeds geldende bijzondere voorwaarden die hierna worden herhaald. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 maart 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een poging tot woninginbraak in de voor de nachtrust bestemde tijd samen met een of meer anderen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 13 april 2019.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van 29 maart 2019 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf (
5) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een van de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of soortgelijke instelling voor zijn problematiek, gedurende 24 maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met De Waag verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining;
4. de veroordeelde zal zich tevens inspannen voor het vinden en behouden van een betaalde baan of een andere door de toezichthouder goedgekeurde vorm van dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 60 dagen, van de bij vonnis van 29 maart 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en C.E. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 november 2019 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op/aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] , met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere, althans een,
geldbedrag(en) (in totaal 220,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] toevoegen van de dreigende woorden: "Jij hebt mijn mattie aangegeven bij de politie en ik heb nu de opdracht gekregen om dingen met jou te doen" en/of "Dat maakt niet uit, je moet nu 200,- euro gaan pinnen omdat het jouw schuld is", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dicht bij voornoemde [naam slachtoffer 1] staan en/of (vervolgens) tonen van een (zak)mes,
althans scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of
- ( nadat voornoemde [naam slachtoffer 1] meerdere, althans een, geldbedrag(en) had afgegeven aan verdachte en/of zijn mededader(s)) aan voornoemde [naam slachtoffer 1] toevoegen van de dreigende woorden: "Nu heb je me boos gemaakt, nu ga je 50,- euro extra geven, want je hebt me beledigd" en/of "Voor nu is het goed zo, maar als onze mattie vrij komt laten we aan hem over wat hij met je doet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019
te Vlaardingen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen op/aan de [adres delict 1] , terwijl verdachte zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, (een) goed(eren) en/of een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , weg te nemen in/uit voornoemde woning met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een (bak)steen, althans een hard en/of een zwaar voorwerp,
door een ruit van voornoemde woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2019 tot en met 27 oktober 2019
te Vlaardingen,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen op/aan de [adres delict 1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2019 tot en met 02 juli 2019 te
Vlaardingen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen op/aan de [adres delict 2] , terwijl verdachte zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere, althans een, mes(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen mes(sen) onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;