Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..De vordering in verzet
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Stichting 3B Wonen en een gedaagde huurder. De eiser, Stichting 3B Wonen, had eerder een verstekvonnis verkregen waarin de gedaagde was veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van de woning. De gedaagde, die in verzet ging, betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat deze lager was dan door de eiser gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad een huurachterstand was, maar dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd om de door de eiser gestelde hoogte van de achterstand te weerleggen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in verzuim was met de huurbetalingen en dat dit voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter heeft de gedaagde een termijn van één maand gegeven om de achterstand te betalen, met de waarschuwing dat bij niet-betaling de huurovereenkomst zou worden ontbonden en de gedaagde het gehuurde diende te ontruimen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan hij in hoger beroep gaan.