Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 15 oktober 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met een productie;
- het tussenvonnis van 20 november 2019 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief met producties van de gemachtigde van eiseres d.d. 5 december 2019;
- de brief van de gemachtigde van eiseres d.d. 17 december 2019;
- de akte uitlaten tevens houdende vermindering van eis d.d. 14 januari 2020;
- de akte uitlating zijdens gedaagde d.d. 11 februari 2020.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
- ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde met nevenvorderingen;
- betaling aan Woonbron van een bedrag van € 2.449,49, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- betaling aan Woonbron van de huurbedragen waarop eisende partij bij wederzijdse nakoming van de huurovereenkomst aanspraak op gemaakt zou kunnen hebben vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming;
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 139,71;
- betaling van de kosten van deze procedure.
4..Het verweer
5..De beoordeling
De vraag is of de tekortkoming van [gedaagde] voldoende ernstig is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Bij de beoordeling van deze vraag moet rekening gehouden worden met alle omstandigheden van het geval. De kantonrechter overweegt als volgt.