ECLI:NL:RBROT:2020:6061
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Zorgverzekering en de rol van de bewindvoerder in de dagvaarding
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een verzoek ingediend tot royement van de procedure. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat niet de gedaagde, maar de bewindvoerder gedagvaard had moeten worden. De gedaagde heeft op 27 januari 2020 laten weten niet akkoord te gaan met het royement en heeft de kantonrechter verzocht VGZ te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter heeft het verzoek van VGZ tot royement geïnterpreteerd als een verzoek tot doorhaling op de rol, wat alleen kan plaatsvinden indien beide partijen daarmee instemmen. Aangezien de gedaagde niet instemde, werd de zaak niet doorgehaald.
De kantonrechter heeft vervolgens vastgesteld dat VGZ haar vordering niet wenste te handhaven en deze wilde verminderen tot nihil. Dit leidde ertoe dat er alleen een beslissing over de proceskosten genomen zou worden. VGZ heeft erkend dat zij de verkeerde partij had gedagvaard, wat resulteerde in een veroordeling in de proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde recht had op een bedrag van € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde, gebaseerd op één punt.
De beslissing van de kantonrechter was dus dat VGZ in de proceskosten werd veroordeeld, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 72,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.M. van de Ven tijdens een openbare terechtzitting op 28 februari 2020.