ECLI:NL:RBROT:2020:6058
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen de Stichting Maasdelta Groep en een gedaagde huurder. De gedaagde, die in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis, betwistte de huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 14 augustus 2019, gevolgd door een verstekvonnis op 5 september 2019, waarin de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van de woning. De gedaagde stelde dat er geen huurachterstand was en dat de ontbinding van de huurovereenkomst onterecht was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op het moment van dagvaarding een huurachterstand was van € 1.935,02, maar dat deze op het moment van de comparitie niet meer bestond. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet tijdig had betaald, wat leidde tot buitengerechtelijke kosten. De vordering van Maasdelta tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, omdat er op dat moment geen huurachterstand meer was. De rechtbank benadrukte dat de enkele omstandigheid dat de gedaagde in het verleden huur niet tijdig had betaald, niet voldoende was voor ontbinding van de huurovereenkomst.
De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 168,46 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten aan de zijde van Maasdelta vastgesteld op € 486,00 aan griffierecht, € 101,05 aan dagvaardingskosten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.