ECLI:NL:RBROT:2020:6057
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding en onrechtmatige invordering van alimentatie door het LBIO
In deze zaak vordert eiser, [eiser], een verklaring voor recht dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) toerekenbaar tekort is geschoten in de invordering van alimentatie. Eiser is verplicht om alimentatie te betalen aan zijn jong-meerderjarige dochter, maar heeft in de maanden juli tot en met oktober 2018 niet betaald. Het LBIO heeft de inning van de achterstallige alimentatie overgenomen en heeft beslag gelegd op de bankrekeningen van eiser. Eiser stelt dat het LBIO onrechtmatig heeft gehandeld door zonder voorafgaande aankondiging beslag te leggen.
De kantonrechter overweegt dat het LBIO bevoegd was om de invordering over te nemen, aangezien eiser niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. Eiser heeft niet betwist dat hij de aangetekende brief van het LBIO heeft ontvangen, waarin hij werd verzocht om de achterstallige alimentatie te voldoen. De rechter oordeelt dat het LBIO voldoende gelegenheid heeft gegeven aan eiser om aan zijn verplichtingen te voldoen voordat er beslag werd gelegd. De vordering van eiser wordt afgewezen, omdat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door het LBIO. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt dat eiser de alimentatie maandelijks aan het LBIO moet betalen, en dat hij extra kosten kan vermijden door zich aan deze verplichting te houden. De rechter wijst erop dat zolang eiser rechtstreeks aan zijn dochter blijft betalen, de invordering door het LBIO zal voortduren, wat leidt tot extra kosten voor eiser.