ECLI:NL:RBROT:2020:6055
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van kredietoverschrijding door ING Bank N.V. tegen gedaagde
In deze zaak vordert ING Bank N.V. van de gedaagde een bedrag van € 141,93, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een niet toegestane overschrijding van de kredietlimiet. De gedaagde heeft in september 1971 een postrekening geopend bij de Postbank, die later fuseerde met ING Bank. In een eerder vonnis van 19 februari 2016 is de gedaagde veroordeeld om aan ING Bank € 500,-- te betalen, wat in gezag van gewijsde is gegaan. ING Bank heeft de kredietfaciliteit beëindigd na het constateren van een overschrijding van de kredietlimiet van € 641,93. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij geen overeenkomst heeft gesloten met ING Bank, maar met de Postbank. Hij beweert ook dat hij geen toegang heeft tot internet en dat er ten onrechte verzekeringspremies zijn geïnd, wat heeft geleid tot de roodstand. De kantonrechter oordeelt dat de eerdere uitspraak bindend is en dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de overeenkomst moet nakomen. De gedaagde heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn verweer en de kantonrechter wijst de vordering van ING Bank toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.