Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) eiseres tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De procedure is gestart met een dagvaarding op 13 november 2019, waarin DSW vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 503,08, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft een zorgverzekering afgesloten bij DSW en is verplicht om premie, eigen risico en eventueel niet vergoede zorgkosten te betalen. DSW stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van deze verplichtingen.
Tijdens de procedure heeft de gedaagde aangevoerd dat er een betalingsregeling was getroffen die hij jarenlang heeft nageleefd, maar dat hij in april 2020 is gestopt met betalen omdat DSW de regeling wilde herzien. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over het bestaan van de zorgverzekeringsovereenkomst en het door DSW gevorderde bedrag aan eigen risico. De rechter oordeelt dat de betalingsregeling geldig blijft totdat deze door partijen anders wordt overeengekomen of totdat de gedaagde deze volledig heeft nagekomen.
De kantonrechter concludeert dat de gedaagde de nakoming van de betalingsregeling heeft gestaakt, waardoor de vordering van DSW opeisbaar is geworden. De rechter wijst de vordering van DSW toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 10 juli 2020.