ECLI:NL:RBROT:2020:5969

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
10/651030-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak in Rotterdam met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak. De verdachte, geboren in Roemenië, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. Tijdens de zitting heeft de verdachte afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en is hij telefonisch gehoord met behulp van een tolk. De tenlastelegging betrof diefstal van een armband en een mobiele telefoon, waarbij de verdachte door middel van braak toegang tot de woning had verkregen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs in het dossier beoordeeld. De verdachte heeft erkend dat hij goederen uit de woning heeft meegenomen, maar ontkende de diefstal van een doosje met een pen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze laatste beschuldiging, maar dat de diefstal van de armband en de telefoon wel bewezen kon worden. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte over het openstaande raam ongeloofwaardig en concludeerde dat hij de goederen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen en heeft hem tevens veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 100,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij voor het overige werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar beslissing meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/651030-20
Datum uitspraak: 14 april 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2020. De verdachte heeft telefonisch in het bijzijn van zijn advocaat afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en is ter zitting met zijn instemming telefonisch gehoord met behulp van een tolk in de Roemeense taal.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het is niet de verdachte geweest die – om de woning binnen te kunnen komen – de schuttingdeur heeft verplaatst, en een staaf uit de muur achter het raam heeft los getrokken. Hiervoor ontbreekt in het dossier wettig en overtuigend bewijs. De verdachte dient daarom van de strafverzwarende omstandigheid, braak, te worden vrijgesproken.
Daarnaast dient de verdachte te worden vrijgesproken van de diefstal van een doosje met een pen. Ook hiervoor ontbreekt het bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft, bij de politie en op de terechtzitting, verklaard dat hij door een raam een woning is binnengegaan en goederen uit die woning heeft meegenomen, te weten een armband en een telefoon. Deze goederen zijn bij de verdachte aangetroffen. De diefstal van deze goederen kan dan ook bewezen worden verklaard. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte een pen uit de woning heeft gestolen. De verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Er is voldoende bewijs dat de verdachte de armband en telefoon onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, namelijk door het lostrekken van een stang achter het kelderraam. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij het raam reeds (meer dan op een kier) openstaand aantrof ongeloofwaardig. Een alternatief scenario dat iemand anders dan de verdachte vóór hem de schuttingdeur heeft verplaatst, de stang in het raam heeft geforceerd en vervolgens is weggegaan, vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak van een armband en mobiele telefoon.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 25 februari 2020 te Rotterdam, in een woning gelegen aan de [adres delict] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een armband en
- een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone 3)
die toebehoorden, aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen armband en mobiele telefoon onder zijn bereik had gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft midden in de nacht een raam van een woning geforceerd, waarna hij in die woning een armbandje en een mobiele telefoon heeft gestolen. Dat het bij deze goederen is gebleven, is enkel te danken aan een oplettende buurtbewoner en het voortvarend optreden van de politie, waardoor de verdachte op heterdaad in de woning kon worden aangehouden. Dit feit vormt een grove inbreuk op de privacy van het slachtoffer. Voor hem is de wetenschap dat een vreemde in zijn woning binnen is gekomen, terwijl hij lag te slapen bijzonder onaangenaam. Woninginbraken zorgen voor onrust in de maatschappij in het algemeen en in het bijzonder in de buurt. De verdachte heeft voorts met zijn handelen geen respect getoond voor de eigendommen van de aangever en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 maart 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft verklaard dat hij vanuit Roemenië naar Nederland is gekomen om zijn neef te zoeken. Op het moment van aanhouding verbleef hij 20 dagen in Nederland. De verdachte heeft geen vast adres in Nederland en verbleef voornamelijk op straat. Zo nu en dan sliep hij bij een vriend.
7.3.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor woninginbraken zonder recidive. De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, geen aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De benadeelde partij dient in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de verzochte vrijspraak dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen. Subsidiair dient niet-ontvankelijk verklaring te volgen omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer proces-verbaal] en de bijbehorende foto’s kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Die schade wordt door de rechtbank op basis van de nu voorhanden zijnde informatie geschat op € 100,. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 februari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 100,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2020.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negentig (90) dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de heer [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 100,- (zegge: honderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 februari 2020 tot aan de dag van voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 100,-(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 100,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en L. Amperse rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 25 februari 2020 te Rotterdam, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen op/aan de [adres delict] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een armband en/of
- een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone 3) en/of
- een doosje met daarin een pen,
in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen armband en/of mobiele telefoon en/of doosje met daarin een pen onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 25 februari 2020 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning en/of op een besloten erg waarop een woning stond, gelegen op/aan de [adres delict] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een armband en/of
- een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone 3) en/of
- een doosje met daarin een pen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- de poort/deur, althans een deel, van de schutting bij de woning gelegen op/aan de [adres delict] uit de scharnieren heeft getild en/of heeft verwijderd en/of
- ( vervolgens) een raam van het souterrain van voornoemde woning (verder)
heeft geopend en/of
- ( vervolgens) een stang uit de muur achter voornoemd raam heeft getrokken,
zodat het souterrain van voornoemde woning kon worden betreden en/of
- ( vervolgens) via het geopende raam het souterrain van voornoemde woning heeft betreden en/of
- ( vervolgens) het souterrain van voornoemde woning heeft doorzocht en/of voornoemde armband en/of voornoemde mobiele telefoon en/of voornoemd doosje met daarin een pen in zijn, verdachtes, kleding heeft gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.