ECLI:NL:RBROT:2020:5937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
10/303892-19 vordering TUL VV: 22/001563-19, 22/000530-19, 10/742124-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan dronken verdachte wegens winkeldiefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, die op 21 december 2019 in Rotterdam dronken was, heeft goederen uit een supermarkt meegenomen zonder te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde, ondanks zijn verweer dat hij niet wist wat hij deed door zijn alcoholgebruik. De rechtbank oordeelde dat het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening bewezen was, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een langdurig delictpatroon vertoont en eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De reclassering heeft geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft dit advies gevolgd en de verdachte voor de duur van twee jaar geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders, zonder aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens zijn vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd om de verdachte in zorg te krijgen en recidive te verminderen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/303892-19
Parketnummers vordering TUL VV: 22/001563-19, 22/000530-19, 10/742124-17
Datum uitspraak: 9 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
- afwijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/001563-19, de zaak met parketnummer 22/000530-19 en de zaak met parketnummer 10/742124-17 in het geval de voormelde maatregel wordt opgelegd, subsidiair toewijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde strafdelen in de zaken met voormelde parketnummers.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het oogmerk bij de verdachte om zich de goederen uit de supermarkt wederrechtelijk toe te eigenen ontbrak. De verdachte was erg dronken en wist niet meer wat hij deed. Het ten laste gelegde oogmerk kan niet bewezen worden en daarom dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling en conclusie
Ter terechtzitting heeft niet ter discussie gestaan dat de verdachte met een doos met goederen zonder te betalen langs de kassa van de supermarkt is gelopen. Uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] volgt dat de verdachte bij het verlaten van de supermarkt door het winkelpersoneel is aangesproken op het feit dat hij de goederen nog moest afrekenen. Hierop heeft de verdachte, aldus getuige [naam getuige 1] , geantwoord dat het te druk was, de rij te lang was en dat hij niet wilde afrekenen. Vervolgens heeft getuige [naam getuige 2] gezien dat de verdachte met de doos het winkelcentrum is uitgelopen.
Indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken, kan niet tot een bewezenverklaring van het oogmerk worden gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de verdachte in een dergelijke toestand verkeerde. Daartoe is redengevend dat hij in zijn eerdere verklaringen en ter zitting heeft verklaard nog wel te weten met wie hij naar de supermarkt is gegaan, wat zij die avond wilden gaan eten en dat in de supermarkt besproken is welke boodschappen nodig waren. Ook herinnert de verdachte zich dat hij de supermarkt wilde verlaten om alcohol in een drankwinkel te gaan kopen. De bovengenoemde handelingen van de verdachte getuigen, mede gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, van een willens en wetens handelen met de bedoeling om zich de goederen toe te eigenen, zodat de verdachte het oogmerk daarop had. Het verweer dat het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening bij de verdachte ontbrak, wordt verworpen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 21 december 2019 te Rotterdam levensmiddelen (waaronder brood,
scheermesjes), , die geheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan Aldi (gevestigd aan het Eudokiaplein) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit. Hij is zonder te betalen met een doos met goederen uit een supermarkt gelopen. De verdachte is hierop aangesproken, maar hij heeft aangegeven dat hij niet wilde betalen en hij is met de doos weggelopen. De verdachte heeft geen respect getoond voor het eigendom van de supermarkt. Daarbij komt dat winkeldiefstal overlast veroorzaakt voor het betrokken winkelpersoneel. Dit wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Antes GGZ, afdeling reclassering, heeft op 26 maart 2020 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte lijkt sprake te zijn van een langdurig en ondoorbreekbaar delictpatroon ten aanzien van gewelds- en vermogensdelicten (onder invloed van alcohol). De sociaal maatschappelijke situatie van de verdachte is penibel. De verdachte ervaart problemen op alle leefgebieden. Bij de verdachte speelt verslavingsproblematiek en een gebrekkig psychosociaal functioneren. Daarnaast heeft hij problematische schulden en een negatief sociaal netwerk. De reclassering ziet het alcoholgebruik, de persoonlijkheidsproblematiek en het ontbreken van dagstructuur als criminogene factoren die het delictgedrag bij de verdachte in stand houden.
Verschillende pogingen om de verdachte te behandelen voor zijn alcoholgebruik zijn mislukt. Begeleidings- en behandeltrajecten komen niet van de grond vanwege het aanhoudende delictpatroon. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat wanneer er ambulante interventies worden ingezet. De reclassering geeft aan dat het strikte kader van de ISD-maatregel thans de enige mogelijkheid lijkt om de verdachte in zorg te krijgen om zijn leven te stabiliseren en zo recidivevermindering te bewerkstelligen. Het risico op onttrekken aan voorwaarden tijdens een voorwaardelijke veroordeling wordt ingeschat als hoog. Reeds ingezette interventies in een voorwaardelijk kader hebben tot op heden niet tot recidive- vermindering geleid. De verdachte kent een geschiedenis van het niet nakomen van de afspraken met de reclassering waardoor er niet gewerkt kan worden aan de opgestelde doelen en het reclasseringstoezicht geen meerwaarde heeft. Aan de rechtbank wordt daarom geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, te weten de bewezenverklaarde diefstal. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2020 in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De bewezenverklaarde diefstal is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers.
De rechtbank stelt, met de reclassering, vast dat de eerder aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Het delictpatroon van de verdachte is verweven met zijn alcoholgebruik. Verschillende pogingen om de verdachte te behandelen voor zijn alcoholgebruik zijn mislukt en de hulpverleningstrajecten komen niet van de grond vanwege het aanhoudende delictpatroon. Een strak juridisch kader is de enige mogelijkheid om de verdachte in zorg te krijgen om zijn leven te stabiliseren en zo recidivevermindering te bewerkstelligen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, volgt uit de rapportage van de reclassering dat de oplegging van ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is. Hier doet niet aan af dat in het rapport geen concreet behandelplan is opgenomen, aangezien dit in het kader van het ISD-traject zal worden opgesteld. Het verweer van de raadsman dat voormelde rapportage daarom geen advies is in de zin van artikel 38m, vierde lid, Wetboek van Strafrecht wordt verworpen.
De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Daarbij is ook gelet op de ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de raadsman is bepleit, ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen aanleiding. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Parketnummer 10/742124-17
Bij vonnis van 27 oktober 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder meer belediging, verduistering en mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij arrest van 7 augustus 2019 van het gerechtshof Den Haag is de proeftijd in voormeld vonnis verlengd met een termijn van 1 jaar.
Parketnummer 22/000530-19
Bij arrest van 27 juni 2019 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Parketnummer 22/001563-19
Bij arrest van 7 augustus 2019 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake onder meer wederspannigheid en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval de ISD-maatregel wordt opgelegd, de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen en dat, in het geval de ISD-maatregel niet wordt opgelegd, de vorderingen dienen te worden toegewezen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de onder 8.1 vermelde arresten en het vonnis en voor het einde van de desbetreffende proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan voormelde uitspraken verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Nu de rechtbank aan de verdachte de ISD-maatregel zal opleggen, ziet de rechtbank gelet op het karakter van deze maatregel geen aanleiding om die last te geven. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de zaken onder de parketnummers 10/742124-17, 22/000530-19 en 22/001563-19 zullen worden afgewezen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren, zonder aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht;
Vordering TUL parketnummer 10/742124-17:
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van 27 oktober 2017 van de politierechter van deze rechtbank aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
Vordering TUL parketnummer 22/000530-19:
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 27 juni 2019 van het gerechtshof Den Haag aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
Vordering TUL parketnummer 22/001563-19:
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de arrest van 7 augustus 2019 van het gerechtshof Den Haag aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 december 2019 te Rotterdam levensmiddelen (waaronder brood, scheersmesjes), in elk geval goederen, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Aldi (gevestigd aan het Eudokiaplein) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.