In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het in het openbaar voorhanden hebben van een automatisch, opvouwbaar vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching. De officier van justitie, mr. E.M. Blanken, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2020 in Rotterdam een vuurwapen van het merk IMI, type Uzi, met kaliber 9 mm en 51 kogelpatronen voorhanden had. De verdachte had verklaard dat hij het wapen bij zich droeg uit angst voor bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat de verdachte zich bewust was van het risico op gebruik van het wapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.