ECLI:NL:RBROT:2020:5856

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
C/10/587957 / JE RK 19-3781
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De moeder van [voornaam minderjarige] is verblijvende te [verblijfplaats moeder] en heeft in het verleden onvoldoende opvoedvaardigheden aangetoond, wat heeft geleid tot de plaatsing van [voornaam minderjarige] in een pleeggezin. De kinderrechter heeft de moeder telefonisch gehoord, waarbij ook een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, aanwezig was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel in een beschermde woonomgeving verblijft en dat [voornaam minderjarige] goed ontwikkelt in het pleeggezin.

De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van de GI. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing, in het belang van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 11 oktober 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/587957 / JE RK 19-3781
datum uitspraak: 26 juni 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, verblijvende te [verblijfplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de briefrapportage van de GI van 26 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen op 26 juni 2020 telefonisch gehoord.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.A.A.H. van Leur,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de telefonische behandeling verleend aan dhr. [naam begeleider] , begeleider van de moeder bij Stichting IJsselmonde en aan dhr. [naam partner moeder] , de partner van de moeder.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 11 oktober 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 11 oktober 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 december 2019 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 13 juli 2020. Het verzoek is voor het resterende deel aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg
verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder heeft in het babyhuis laten zien dat zij onvoldoende opvoedvaardigheden heeft om de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich te nemen. Het babyhuis is de meest intensieve zorg die er geboden wordt. Het is de moeder niet gelukt om dit af te ronden. [voornaam minderjarige] verblijft daarom in een pleeggezin, hetzelfde pleeggezin als zijn zussen. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich daar goed. Gelet op de aanvaardbare termijn is een terugkeer van [voornaam minderjarige] naar de moeder niet meer mogelijk. De GI is daarom voornemens een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel te verzoeken aan de Raad voor de Kinderbescherming. Het is belangrijk dat de moeder stabiel wordt en een eigen woonplek heeft, zodat de omgang met [voornaam minderjarige] weer kan worden opgepakt en dat zij uiteindelijk een goed contact heeft met al haar kinderen. De moeder is aangemeld voor de beschermd wonen nieuwbouwwoningen van Stichting IJsselmonde. Zij kan hier hopelijk over een jaar intrekken. De vaste jeugdbeschermer, mw. [naam jeugdbeschermer] , hoopt betrokken te kunnen blijven bij de moeder nu haar kinderen buiten de regio in een pleeggezin verblijven.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met het verzoek van de GI. Zij begrijpt dat dit op dit moment het beste is voor [voornaam minderjarige] en ziet dat het goed gaat met hem in het pleeggezin. Wel hoopt zij dat [voornaam minderjarige] op termijn weer bij haar kan wonen zodra de moeder stabiel is en een woning heeft. Moeder heeft nu een kamer bij Stichting IJsselmonde. De moeder heeft veel vragen over de toekomst en wat haar te wachten staat. De moeder zou graag willen dat mevrouw [naam jeugdbeschermer] betrokken blijft bij haar, omdat zij de moeder goed begeleidt. Daarnaast heeft zij ervoor gezorgd dat alle drie de kinderen van de moeder in één pleeggezin verblijven. Om zeker te weten of dhr. [naam partner moeder] de biologische vader van [voornaam minderjarige] is, wil de moeder een DNA-test laten uitvoeren.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het de moeder in het babyhuis niet is gelukt om over voldoende opvoedcapaciteiten te beschikken om de zorg en opvoeding van [voornaam minderjarige] te kunnen dragen. Gelet hierop is [voornaam minderjarige] in december 2019 in een pleeggezin geplaatst en verblijft de moeder in een kamer bij beschermd wonen van Stichting IJsselmonde. Zij krijgt hier dagelijkse begeleiding op alle leefgebieden. De moeder beschikt tot op heden nog niet over eigen woonruimte, waardoor het op dit moment niet mogelijk is om [voornaam minderjarige] contact met de moeder bij de moeder thuis te laten hebben. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin en is daar herenigd met zijn zusjes. Het is van belang dat hij daar kan blijven, zodat de moeder intussen kan werken aan een stabiele situatie. De kinderrechter is met de GI en de moeder van oordeel dat het zeer de voorkeur verdient dat mw. [naam jeugdbeschermer] de betrokken jeugdbeschermer blijft in het gezin. Mw. [naam jeugdbeschermer] heeft een belangrijke bijdrage in de hulpverlening, waar de moeder ook veel steun aan ervaart. Gelet op de belangrijke vragen die komende maanden beantwoord dienen te gaan worden, is een wisseling van jeugdbeschermer in het belang van moeder noch in het belang van [voornaam minderjarige] .
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 11 oktober 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.