Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het (verdere) verloop van de procedure
- het op 19 maart 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift van [verzoeker] ex artikel 7:681 BW, tevens inhoudende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met de producties 1 t/m 9;
- het verweerschrift van B&S Transport inzake de verzochte voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, met de producties 1 t/m 7, ter griffie ontvangen op
- de brief van 5 juni 2020, met de producties 10 t/m 13, aan de zijde van [verzoeker];
- de aankondiging per e-mailbericht van 10 juni 2020 van de gemachtigde van B&S Transport dat deze een aparte procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor zover vereist heeft gestart en daartoe op 10 juni 2020 een verzoek heeft ingediend;
- de op 30 juni 2020 onder zaaknummer 8397471 VZ VERZ 20-4770 tussen partijen gewezen beschikking ex 223 Rv van deze kantonrechter.
2..Het verzoek
re-integratie [verzoeker] op te roepen voor een spreekuur bij een bedrijfsarts in de regio, dat alles onder verbeurte van een dwangsom van € 150,00 per dag dat B&S Transport in gebreke blijft;
3..De beoordeling
24 januari 2020 zonder zijn schriftelijke instemming heeft opgezegd.
B&S Transport. Het primaire verzoek van [verzoeker] onder I wordt dan ook niet gedragen door aantasting van een opzegging van de arbeidsovereenkomst en ontbeert een grondslag. Uit het verzoekschrift van [verzoeker] blijkt wel dat hij (primair) een loonvordering heeft willen instellen tegen B&S Transport. Dit had echter bij exploot van dagvaarding moeten gebeuren.
4..De beslissing
woensdag 12 augustus te 14.30 uurteneinde [verzoeker] de gelegenheid te bieden zijn stellingen zo nodig aan de op de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels aan te passen;
uiterlijk de dag voor genoemde rolzitting om 12.00 uur (in tweevoud) ter griffie ontvangen moet zijn;