Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 12 juni 2020, met producties;
- het e-mailbericht van 17 juni 2020 van mr. De Back, inhoudende een eiswijziging;
- de pleitaantekeningen van mr. Scheltes.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over de nakoming van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst was gesloten voor bepaalde tijd van 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2020, met een huurprijs van € 475,00 per maand. [gedaagde] heeft op 14 februari 2020 de huurovereenkomst opgezegd, maar [eiser] heeft hier niet mee ingestemd en stelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was. Op 31 mei 2020 heeft [gedaagde] de toegang tot het gehuurde ontzegd, wat leidde tot de vordering van [eiser] om hem weer toegang te geven tot de woning en zijn eigendommen terug te krijgen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onzelfstandige woonruimte, waardoor de opzegging door [gedaagde] niet rechtsgeldig was. De rechter heeft echter geoordeeld dat, gezien de slechte onderlinge verhoudingen tussen partijen, het niet mogelijk was om [eiser] weer toegang te geven tot de woning. De rechter heeft wel bepaald dat [gedaagde] de spullen van [eiser] die nog in het gehuurde aanwezig zijn, aan hem moet teruggeven na een afspraak. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.