ECLI:NL:RBROT:2020:5797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
8473575 VV EXPL 20-156
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde, die niet is verschenen. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 15.181,70, rente en buitengerechtelijke kosten, alsook ontruiming van de bedrijfsruimte. De huurovereenkomst tussen partijen was gesloten voor een bedrijfsruimte, waarbij de gedaagde maandelijks een huurprijs van € 1.464,08 verschuldigd was. De gedaagde had een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd, wat de eiseres noopte tot het indienen van een kort geding. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2020 was de gedaagde niet aanwezig, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct was opgeroepen. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres spoedeisend was, gezien de oplopende huurachterstand en de financiële situatie van de eiseres. De kantonrechter heeft de vordering grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van gederfde huur, omdat de omvang daarvan nog niet voldoende vaststond. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 16.060,71, inclusief wettelijke rente, en moest de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8473575 VV EXPL 20-156
uitspraak: 26 juni 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.M. Hueting te Rhoon,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] , België,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 11 mei 2020, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2020, overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. [gedaagde] is daarbij niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiseres] ter zitting naar voren heeft gebracht.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure gaat de kantonrechter uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1
[eiseres] heeft met [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de ’ [adres] (hierna: het gehuurde). Op grond van deze huurovereenkomst is [gedaagde] maandelijks bij vooruitbetaling een bedrag van € 1.464,08 per maand (exl. BTW) aan huur verschuldigd.

3..De vordering

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om:
het bedrag aan huurachterstand ad. € 15.181,70 (incl. BTW) aan huurachterstand te voldoen, rente en buitengerechtelijke kosten ad € 879,01 (excl. BTW), vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom;
een bedrag ad € 8.784,48 te voldoen aan gederfde huur, althans een bedrag als in goede justitie door UEA te bepalen, subsidiair te verwijzen naar de schadestaatprocedure;
binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans een termijn als door UEA in goede justitie te bepalen het gehuurde te ontruimen met veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, en met afgifte der sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, zulks met machtiging aan [eiseres] om bij gebreke van volledige voldoening hieraan, zulks te bewerkstelligen met inschakeling van de Sterke Arm op kosten van [gedaagde] ;
aan [eiseres] de proceskosten, de kosten voor het beslag en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, te vergoeden.
3.2
[eiseres] heeft ter zitting de eis verminderd in die zin dat zij de onder sub b subsidiair gevorderde, de verwijzing naar de schadestaatprocedure, niet langer vordert. Verder heeft zij tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vordert.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

5..De beoordeling

5.1
[gedaagde] is op 8 juni 2020 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de door [eiseres] overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat verstek is verleend tegen [gedaagde] .
5.2
Gelet op de steeds verder oplopende huurachterstand van [gedaagde] en aangezien [eiseres] vanwege de eigen financiële situatie een belang heeft bij het vinden van een nieuwe betalende huurder, heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vordering. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, behoudens het navolgende.
5.3
De wettelijke handelsrente over het bedrag van € 15.181,70 (incl. BTW) zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, nu [eiseres] niet heeft gevorderd dat deze vanaf (een) eerdere data moet worden toegewezen.
5.4
De ontruimingstermijn zal op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen.
5.5
De vordering voor wat betreft de gederfde huur ten bedrage van € 8.784,48 wordt afgewezen, omdat op dit moment nog niet voldoende vaststaat of en, zo ja, welke omvang de door [eiseres] gederfde huur eventueel zal bedragen.
5.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en beslagkosten worden veroordeeld. De vordering voor de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Ingevolge van artikel 11 Wgbz wordt op het griffierecht van de onderhavige procedure het griffierecht van het beslagrekest in mindering gebracht. De proceskosten en beslagkosten tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 1.113,84 aan verschotten (waarvan € 59,00 aan griffierecht voor de dagvaarding in kort geding en € 937,- aan griffierecht voor het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir derdenbeslag en € 117,84 aan dagvaardingskosten), € 1.023,- aan salaris voor de gemachtigde (waarvan € 480,- voor onderhavige procedure en € 543,- aan 1 punt voor het rekest), € 355,08 aan betekeningskosten. De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de kantonrechter van oordeel is dat deze vooraf kunnen worden begroot en dit vonnis daarvoor reeds een executoriale titel geeft.

6 ..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 16.060,71, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 15.181,70 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en onder afgifte van sleutels ter beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op:
  • € 1.113,84 aan verschotten;
  • € 1.023,- aan salaris voor de gemachtigde;
  • € 355,08 aan betekeningskosten;
  • voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet het bedrag aan nasalaris nog worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [gedaagde] de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485