ECLI:NL:RBROT:2020:5792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
8344892 CV EXPL 20-6228
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst tussen verhuurder en huurster

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Stichting Maasdelta Groep, eiseres, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege huurachterstand. De gedaagde had een huurachterstand van € 1.271,91, maar heeft tijdens de procedure betalingen verricht die de achterstand verminderden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekortgeschoten is in haar betalingsverplichtingen, maar oordeelde dat de tekortkoming in de gegeven omstandigheden van te geringe betekenis was om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft de gedaagde wel veroordeeld tot betaling van € 156,57 aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde van de eiseres. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8344892 CV EXPL 20-6228
uitspraak: 19 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Maasdelta Groep,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Maasdelta Groep’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 19 februari 2020, met producties;
  • de aantekeningen van 27 februari 2020 van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • het aanvullende antwoord van [gedaagde] ter rolzitting van 25 maart 2020, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties.
1.2
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid te zijn gesteld, ter rolzitting van 20 mei 2020 niet meer gereageerd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Maasdelta Groep als verhuurder en [gedaagde] als huurster bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te Maassluis (hierna: het gehuurde).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling huurpenningen verschuldigd aan Maasdelta Groep, laatstelijk bedragend € 423,97 per maand.
2.3
Bij onder zaaknummer 8184328 CV EXPL 19-50747 tussen partijen gewezen vonnis van 12 december 2019 van de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan Maasdelta Groep van € 1.427,52 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand november 2019, rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, is de huurovereenkomst tussen Maasdelta Groep en [gedaagde] ontbonden en is zij veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.4
Maasdelta Groep heeft de volgende betalingen van [gedaagde] ontvangen:
  • de betaling van 6 februari 2020 ten bedrage van € 423,97;
  • de betaling van 2 maart 2020 ten bedrage van € 423,97;
- de betaling van 6 maart 2020 ten bedrage van € 1.271,91.

3..De vordering

3.1
Maasdelta heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden, [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Maasdelta Groep van € 1.428,48 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.271,91 vanaf 19 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en een bedrag van € 423,97 per maand, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, vanaf maart 2020 tot aan de ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Maasdelta Groep – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] is, ondanks aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen en heeft berekend tot en met de maand februari 2020 een huurachterstand van € 1.271,91 laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt, vanwege de herhaalde wanprestatie, de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
3.2.2
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Maasdelta Groep zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Op 7 januari 2020 heeft de gemachtigde van Maasdelta Groep [gedaagde] aangemaand. De kosten daarvan komen op grond van artikel 6:96 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor rekening van [gedaagde] .
3.2.3
Voorts maakt Maasdelta aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 2,67 aan vervallen rente berekend tot de dag van de dagvaarding.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de huurachterstand niet betwist. Vanwege de termijn voor het aanvragen van een UWV-uitkering heeft [gedaagde] minder inkomsten tot haar beschikking. Op 8 februari 2020 heeft haar zoon een bedrag van € 423,97 betaald ter zake van de huurpenningen over de maand februari 2020. [gedaagde] is bovendien een betalingsregeling overeengekomen van € 100,00 per maand.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Bij het onder 2.3 genoemde vonnis is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden. Kennelijk zijn partijen overeengekomen dat aan dit deel van dit vonnis geen uitvoering wordt gegeven en dat de huurovereenkomst doorloopt.
5.2
Voor zover [gedaagde] met haar verweer dat zij een betalingsregeling met de gemachtigde van Maasdelta Groep is overeengekomen heeft bedoeld aan te voeren dat de onderhavige vordering van Maasdelta Groep niet opeisbaar is, wordt dit verweer verworpen. Bij conclusie van repliek heeft Maasdelta Groep immers gemotiveerd gesteld dat de betalingsregeling niet ziet op de onderhavige vordering. Ter onderbouwing daarvan heeft Maasdelta Groep een productie in het geding gebracht, waaruit blijkt dat de onderhavige vordering intern bekend is onder dossiernummer [dossiernummer 1] terwijl de gesloten betalingsregeling ziet op een ander dossier met dossiernummer [dossiernummer 2] . [gedaagde] heeft niet van de aan haar geboden gelegenheid gebruik gemaakt om op deze stelling van Maasdelta Groep te reageren, zodat in rechte wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van Maasdelta Groep dat de door [gedaagde] bedoelde betalingsregeling niet op de onderhavige vordering ziet. De vordering van Maasdelta Groep tot betaling van de achterstallige huur is dan ook opeisbaar. De door [gedaagde] aangevoerde financiële omstandigheden, hoe vervelend ook, doen niet af aan haar betalingsverplichtingen jegens Maasdelta Groep.
5.3
Bij conclusie van repliek heeft Maasdelta Groep een recente huurspecificatie overgelegd en aan de hand daarvan gesteld dat de huurachterstand berekend tot en met de maand april 2020 € 938,53 bedraagt. Uit deze specificatie blijkt dat Maasdelta Groep op de door [gedaagde] verrichte betalingen ten bedrage van in totaal € 2.119,85 ook in mindering heeft gebracht de proceskostenveroordeling voor de onderhavige procedure, hetgeen ten onrechte is, omdat zij in dit stadium van de procedure voor deze kosten (nog) niet beschikt over een titel. De betalingen van [gedaagde] strekken op grond van artikel 6:44 lid 1 BW wel eerst in mindering van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de gevorderde hoofdsom. Vooralsnog wordt uitgegaan van een onbetwiste huurachterstand ten bedrage van € 2.119,85 berekend tot en met de maand april 2020, zoals ook volgt uit de door Maasdelta Groep overgelegde specificatie als geen rekening wordt gehouden met de door [gedaagde] verrichte betalingen. Om te bepalen hoe hoog de toewijsbare hoofdsom is moet eerst worden beoordeeld of de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente toewijsbaar zijn.
5.4
Maasdelta Groep maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Maasdelta Groep, althans haar gemachtigde, heeft aan [gedaagde] op 7 januari 2020 een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Nu [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door [gedaagde] worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 153,90 (incl. btw) aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen.
5.5
De gevorderde vervallen rente van € 2,67 is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar. De gevorderde rente vanaf de dagvaarding wordt toegewezen zoals hieronder vermeld.
5.6
Correcte toepassing van artikel 6:44 lid 1 BW leidt – gelet op het totaal door [gedaagde] aan Maasdelta Groep betaalde bedrag van € 2.119,85 – tot de conclusie dat de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (€ 153,90) en de vervallen rente (€ 2,67) inmiddels volledig zijn voldaan en dat aan hoofdsom een bedrag van € 156,57 resteert. Dat bedrag wordt toegewezen.
5.7
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de vordering middels een betalingsregeling wil voldoen. Op grond van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet bevoegd om zonder instemming van Maasdelta Groep een betalingsregeling vast te stellen in het vonnis. Voor het treffen van een betalingsregeling wordt [gedaagde] verwezen naar de gemachtigde van Maasdelta Groep.
5.8
Ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hierbij kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018;1810). Uit rechtsoverweging 5.6 volgt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Maasdelta Groep. Hoewel er ten tijde van de dagvaarding een huurachterstand bestond van € 1.271,91 berekend tot en met de maand februari 2020, acht de kantonrechter, gelet op het feit dat op dat moment geen rekening is gehouden met de betaling van 6 februari 2020 en het grootste gedeelte van de huurachterstand verder tijdens deze procedure is ingelopen, de tekortkoming in de gegeven omstandigheden van te geringe betekenis om een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. [gedaagde] heeft met haar betalingen immers laten zien in staat en bereid te zijn de huurachterstand te voldoen. De vordering ter zake zal dan ook worden afgewezen. Ditzelfde geldt voor de vordering tot betaling van de nog te vervallen huurpenningen tot aan de datum van de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
5.9
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van Maasdelta Groep veroordeeld, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 601,96 aan verschotten (bestaande uit € 499,00 aan griffierecht en € 102,96 aan explootkosten) en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde Maasdelta Groep (bestaande uit 2 punten à € 180,00).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Maasdelta Groep tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 156,57 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het bedrag aan hoofdsom dat na elke credit- en debet mutatie vanaf de datum van dagvaarding heeft uitgestaan over de opeisbare respectievelijke huurtermijnen tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Maasdelta Groep resterend vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485