In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 2.531,68, die was ontstaan door het niet tijdig betalen van huurpenningen. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar betwistte de hoogte van de stookkosten die aan de vordering waren toegevoegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekortgeschoten is in haar betalingsverplichtingen en dat de huurachterstand substantieel was, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na de uitspraak, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen omdat de eiseres niet aan de vereisten voldeed. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.