ECLI:NL:RBROT:2020:5791

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
8338361 CV EXPL 20-5881
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 2.531,68, die was ontstaan door het niet tijdig betalen van huurpenningen. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar betwistte de hoogte van de stookkosten die aan de vordering waren toegevoegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekortgeschoten is in haar betalingsverplichtingen en dat de huurachterstand substantieel was, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na de uitspraak, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen omdat de eiseres niet aan de vereisten voldeed. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8338361 CV EXPL 20-5881
uitspraak: 19 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mevrouw [naam gemachtigde] te Schiedam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonplus’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 17 februari 2020, met producties;
  • de aantekeningen van 27 februari 2020 van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • het ter rolzitting van 22 april 2020 aanvullende schriftelijke antwoord van [gedaagde] ;
  • de akte uitlating van 20 mei 2020 aan de zijde Woonplus.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen Woonplus als verhuurder en [gedaagde] als huurster bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te Schiedam (hierna: het gehuurde).
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling huurpenningen verschuldigd aan Woonplus, laatstelijk bedragend € 568,67 per maand.

3..De vordering

3.1
Woonplus heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling aan Woonplus van € 2.626,02 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand februari 2020, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met een bedrag van € 568,67 per maand, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, vanaf 1 maart 2020 tot de ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Woonplus, naast de vaststaande feiten – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] is, ondanks aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huurpenningen en heeft berekend tot en met de maand februari 2020 een huurachterstand van € 2.531,68 laten ontstaan. De hoogte van de huurachterstand, zowel ten tijde van de dagvaarding als daarna, rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
3.2.2
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Woonplus zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Op 11 december 2019 heeft de gemachtigde van Woonplus [gedaagde] aangemaand. De gemaakte kosten van € 75,00 (incl. BTW) komen op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor rekening van [gedaagde] .
3.2.3
Verder maakt Woonplus aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 19,34 aan vervallen rente.

4..Het verweer

[gedaagde] stelt dat een deel van de hoofdsom gaat over openstaande huurtermijnen en het andere deel ad € 1.100,- over stookkosten. De stookkosten betreffen een periode van drie jaar. De huurachterstand klopt, maar de hoogte van de stookkosten moet [gedaagde] nog controleren. In januari heeft [gedaagde] een bedrag van € 35,00 terug gekregen. Ze begrijpt dan ook niet waarom er dan alsnog een rekening is gekomen over stookkosten. [gedaagde] stelt de openstaande vordering graag te willen voldoen met een betalingsregeling.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Nu [gedaagde] in het aanvullende antwoord de gevorderde hoofdsom niet langer betwist staat de hoogte en verschuldigdheid daarvan in rechte vast. De huurachterstand tot en met februari 2020 ten bedrage van € 2.531,68 is dan ook toewijsbaar.
5.2
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit rechtsoverweging 5.1 volgt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichting jegens Woonplus. Gebleken is dat de huurachterstand op de dag van de dagvaarding een omvang had van € 2.531,68, in totaal ruim vier maanden en tijdens deze procedure niet is ingelopen. Gelet op de hoogte van de huurachterstand is in ieder geval geen sprake van een tekortkoming van geringe betekenis. Daarnaast is gesteld nog gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. Ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde worden derhalve gerechtvaardigd geacht. Bovendien acht de kantonrechter ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd, gelet op het belang van Woonplus bij een huurster die (tijdig) aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De gevorderde ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na de datum van dit vonnis.
5.3
Woonplus maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding van € 75,00 komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu Woonplus heeft nagelaten een afschrift van de kosteloze aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW bij de dagvaarding over te leggen.
5.4
De gevorderde vervallen wettelijke rente van € 19,34 is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar. De gevorderde rente vanaf 14 februari 2020 wordt toegewezen zoals hieronder vermeld.
5.5
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de proceskosten van Woonplus veroordeeld, waarbij uitgegaan wordt van 1 punt voor gemachtigdesalaris gelet op de beperkte inhoud van de akte uitlating.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 2.551,02 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand februari 2020 en verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het bedrag aan hoofdsom dat na elke credit- en debet mutatie heeft uitgestaan vanaf de opeisbaarheid van de respectievelijke huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van sleutels ter beschikking van Woonplus te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus te betalen € 568,67 per maand, of zoveel hoger als bij een wettelijke verhoging zou zijn toegelaten, met ingang van de maand maart 2020 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonplus vastgesteld op € 601,96 aan verschotten en € 210,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485