In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Laurens Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Laurens Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand. De huurder, die in persoon procedeerde, had niet tijdig gereageerd op de vorderingen en de hoogte van de huurachterstand werd door hem niet betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder in gebreke is gebleven met de betaling van de huur en dat de huurachterstand op het moment van dagvaarding meer dan drie maanden huur bedroeg.
De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de huurder in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen niet van geringe betekenis was en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De vordering van Laurens Wonen tot betaling van de achterstallige huur werd toegewezen, evenals de vordering tot ontruiming van het gehuurde. De huurder werd veroordeeld om binnen veertien dagen na de uitspraak het gehuurde te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, inclusief buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wees ook de proceskosten toe aan Laurens Wonen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige huurbetalingen en de gevolgen van wanbetaling voor huurders, waarbij de rechter de belangen van de verhuurder in overweging nam.