ECLI:NL:RBROT:2020:5780

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
8348964 CV EXPL 20-6504
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit kredietovereenkomst met DSB Bank N.V. en verweer van gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen DSB Bank N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eisers, vertegenwoordigd door curatoren mr. Rutger Jan graaf Schimmelpenninck en mr. Bernardus Franciscus Knüppe, vorderden betaling van een bedrag van € 21.666,10 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een kredietovereenkomst die op 27 februari 2008 tot stand zou zijn gekomen tussen DSB Bank en de gedaagde. De gedaagde betwistte echter het bestaan van deze overeenkomst en stelde dat hij deze had geannuleerd voordat er enige uitbetaling had plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 27 februari 2008 een document heeft ondertekend dat als een kredietovereenkomst kan worden beschouwd. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat de handtekeningen op de overige stukken vals waren en dat de opzegging van de overeenkomst pas op 28 maart 2008 door DSB Bank was ontvangen, nadat de bank al betalingen had verricht. De rechter concludeerde dat de gedaagde de verplichtingen uit de kredietovereenkomst niet was nagekomen en dat de vordering van DSB Bank gegrond was.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de gedaagde is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8348964 CV EXPL 20-6504
uitspraak: 26 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
mr. Rutger Jan graaf Schimmelpennincken
mr. Bernardus Franciscus Knüppe
in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van
de naamloze vennootschap
DSB Bank N.V.,
beide kantoorhoudende te Amsterdam,
eisers bij exploot van dagvaarding van 10 februari 2020,
gemachtigde: Incassobureau Fiditon te Amersfoort.
tegen
[gedaagde],
woonplaats te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 10 februari 2020, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
  • het vonnis van 5 maart 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, die in verband met de corona-problematiek, niet heeft plaatsgevonden. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Eisers hebben een stuk overgelegd afkomstig van de DSB Bank. Bovenaan dit stuk is vermeld ”hypothecaire geldlening”
“Hierbij hebben we het genoegen u vrijblijvend en onder voorbehoud van definitieve goedkeuring door geldgever de volgende hypothecaire geldlening aan te bieden. Door ondertekening verklaren ondergetekenden, nadat geldgever eveneens heeft ondertekend, een overeenkomst te zijn aangegaan overeenkomstig onderstaande gegevens en waarop van toepassing zijn de aangehechte algemene voorwaarden van 3 juni 2005 alsmede de aangehechte bepalingen (…) Deze voorwaarden vormen met deze overeenkomst een onverbrekelijk geheel.
Geldgever: DSB Bank N.V. (…)
Geldnemer: [gedaagde] . (…)
(…)
Contractnummer [contractnummer]
(…)
Geldnemer geeft hierbij opdracht en toestemming aan geldgever om de hypotheekbedragen uit te betalen overeenkomstig de aan deze akte gehechte uitbetalingsspecificatie. De uitbetalingsspecificatie maakt onderdeel uit van deze aanbieding en vormt daarmee een geheel.
(…)
Acceptatieverklaring:
Ik accepteer bovenstaande. Tevens verklaar ik de eerder genoemde algemene voorwaarden te hebben ontvangen en met de inhoud daarvan in te stemmen.
(…)
Aldus overeengekomen en getekend te Rotterdam d.d. 27/02/2008.(…)”
Dit stuk is ondertekend door DSB bank en door gedaagde.
2.2.
Eisers hebben voorts een stuk overgelegd van de DSB Bank. Bovenaan dit stuk is vermeld “Uitbetalingsspecificatie”
“Contractnummer(s): [contractnummer]
Geldnemer [gedaagde] . (…)
1. Na acceptatie:
Bedrag begunstigde
€ 2.478,50 (…) DSB Bank Hypotheken Inzake afsluitprovisie
€ 441,00 (…) Taxatheek inzake taxatiekosten
€ 525,00 (…) Notariële kosten hypotheek vestiging
€ 12.008,00 (…) DSB Schade NV VIB koopsom 24.34.38.370
€ 25.859,00 (…) Interbank ( [bankrekeningnummer] )
€ 150,00 (…) Administratiekosten
€ 80,00 (…) Royementskosten inlossen 1e hypotheek
2. Na passering
(…)”
Onder dit stuk is achter “(handtekening geldnemer)” een handtekening ingevuld.
2.3
Eisers hebben voorts een handgeschreven brief afkomstig van gedaagde overgelegd.
Dit stuk is van een datumstempel voorzien en vermeld als datum 28 maart 2008.

3..De vordering

Eisers hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan hen te betalen € 21.346,65 aan hoofdsom en € 319,45 aan verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding, alsmede de proceskosten.
Aan hun vordering hebben eisers - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:
Tussen DSB Bank als kredietverstrekker en gedaagde als kredietnemer is op 27 februari 2008 een kredietovereenkomst tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst is ten behoeve van gedaagde een krediet verstrekt van € 30.192,93.
Gedaagde heeft zich niet aan zijn betalingsverplichtingen uit deze kredietovereenkomst gehouden, waardoor een achterstand in de betalingen is ontstaan.
Gedaagde is naast de resterende hoofdsom van € 21.666,10 een vertragingsrente verschuldigd. De vervallen vertragingsrente tot de dag der dagvaarding bedraagt € 319,45.

4..Het verweer

Gedaagde heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
Gedaagde heeft geen overeenkomst met DSB Bank gesloten. Hij heeft alleen een offerte van DSB Bank ontvangen en die offerte na 3 dagen door hem geannuleerd. Gedaagde heeft ook geen geld van DSB Bank ontvangen.
Alleen de handtekening op het eerste door eisers overgelegde stuk erkent gedaagde te hebben geplaatst. De handtekeningen onder de overige door eisers overgelegde stukken, is niet door gedaagde geplaatst en zijn vals.

5..De beoordeling

5.1
Tussen partijen is in geschil of tussen DSB Bank en gedaagde een kredietovereenkomst tot stand is gekomen.
5.2
Door gedaagde is niet betwist dat het onder 2.1 aangehaalde stuk door hem op 27 februari 3008 is ondertekend. Uit de aanhef van dat stuk volgt dat door ondertekening van dat stuk een overeenkomst tussen DSB Bank en gedaagde tot stand is gekomen. In rechte wordt er dan ook van uitgegaan dat door ondertekening van de offerte, gedaagde het aanbod van DSB Bank inzake de geldlening heeft geaccepteerd en een kredietovereenkomst tot stand is gekomen. Dit brengt met zich dat het verweer dat geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen als onvoldoende gemotiveerd wordt gepasseerd.
5.3
Uit het onder 2.1 aangehaalde stuk volgt verder dat de uitbetalingsspecificatie gehecht was aan dat stuk, daarvan onderdeel uitmaakt en met dit stuk één geheel vormt en dat gedaagde door ondertekening van de akte aan DSB Bank toestemming heeft gegeven om de hypotheekbedragen uit te betalen overeenkomstig de aan die akte gehechte uitbetalingsspecificatie.
5.4
Onderaan de uitbetalingsspecificatie staat een handtekening die sterke gelijkenis vertoont met, maar geen kopie is van de handtekening onder het stuk hypothecaire geldlening, waarvan gedaagde heeft erkend dat dit stuk door hem is ondertekend.
Nu de akte en de uitbetalingsspecificatie één geheel vormen en gedaagde heeft erkend dat de handtekening onder de akte door hem is geplaatst, komt de blote ontkenning dat de handtekening onder de uitbetalingsspecificatie niet door gedaagde is geplaatst en vervalst is de kantonrechter niet geloofwaardig voor. Gedaagde heeft dit verweer ook niet nader onderbouwd, hetgeen op zijn weg zou hebben gelegen. In rechte wordt er dan ook van uitgegaan dat gedaagde op 27 februari 2008 aan DSB bank toestemming heeft gegeven om de in de uitbetalingsspecificatie genoemde bedragen uit te betalen.
5.5
Gedaagde heeft niet betwist dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden als door eiseres overgelegd van toepassing zijn.
5.6
Gedaagde heeft op zichzelf niet betwist dat DSB Bank op 24 maart 2008 € 25.859,00 (aflossing Eurofintus/interbank), € 12.008,00 (koopsompolis DSB) € 460,23 (taxatiekosten) en op 25 maart € 1.726,50 (afsluitprovisie) €150,00 (administratiekosten) heeft voldaan.
Het verweer van gedaagde dat die betalingen ten onrechte zijn gedaan, omdat hij de overeenkomst kort na het aangaan had opgezegd kan hem niet baten. De betalingen waren door DSB Bank verricht op grond van de kredietovereenkomst en gedaagde heeft niet betwist dat DSB Bank de opzegbrief pas op 28 maart 2008, dus nadat de betalingen waren verricht, had ontvangen.
Voor zover gedaagde meende dat hij de overeenkomst al eerder, op 10 maart 2008, mondeling had opgezegd, heeft hij niet onderbouwd dat die mondelinge opzegging door DSB bank als zodanig was onderkend en geaccepteerd, mede gelet op de omstandigheid dat de hypotheekaanvraag kennelijk na de gestelde mondelinge opzegging door DSB Bank was goedgekeurd en gedaagde de overeenkomst bij voornoemde brief (nog eens) schriftelijk heeft opgezegd.
In rechte moet er daarom van worden uitgegaan dat de opzegging op 28 maart 2008 door DSB bank is ontvangen.
Eisers stellen zich op het standpunt dat nu DSB Bank al uitvoering had gegeven aan de kredietovereenkomst, het gedaagde niet meer vrijstond om de overeenkomst te annuleren. De koopsompolis kon echter nog wel ongedaan gemaakt worden en het bedrag van € 12.008,00 is daarom op 20 juni 2008 aan gedaagde gerestitueerd. Gedaagde heeft dit niet betwist.
5.7
Het vorenstaande leidt er toe dat gedaagde € 28.195,73 aan kredietsom diende terug te betalen.
5.8
Gedaagde heeft niet betwist dat bij aanvang van het contract de rente 4,5% op jaarbasis bedroeg en evenmin dat thans de wettelijke rente verschuldigd is.
5.9
Uit de door eisers overgelegde specificatie volgt dat de totale schuld, inclusief de achterstand in de betaling van de krediettermijnen, per 9 mei 2019 € 30.192,93 bedroeg.
Gedaagde heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde vertragingsrente, door eisers tot de dagvaarding becijferd op € 319,45. De vertragingsrente is als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar.
Gedaagde heeft geen betalingsbewijzen overgelegd en evenmin verweer gevoerd tegen het door eiseres gestelde ontvangen bedrag van € 8.846,28, zodat van de juistheid daarvan in rechte wordt uitgegaan.
5.1
Het voorgaande leidt er toe dat de gevorderde hoofdsom van € 21.666,10 wordt toegewezen.
5.11
Gedaagde wordt als de in het ongelijk veroordeeld in de proceskosten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eisers tegen kwijting te betalen € 21.666,10, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 over € 21.346,65 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eisers vastgesteld op € 1.101,09 aan verschotten en € 960,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
898