4.1.2.Beoordeling
4.1.2.1.
Vaststaande feiten
Op 27 juni 2019 is door de moeder van het slachtoffer aangifte gedaan van de vermissing van haar 12-jarige dochter, het slachtoffer. Het slachtoffer was met een smoes tussen 12.00 uur en 13.00 uur van school weggegaan en sindsdien was er geen contact meer met haar geweest. Er heeft vervolgens een onderzoek plaatsgevonden aan de iPad in gebruik bij het slachtoffer. Uit dit onderzoek bleek dat het slachtoffer contact had met een 49-jarige Amerikaanse man, de verdachte. De verdachte was rond het tijdstip van de vermissing, in de ochtend van 27 juni 2019, in Nederland aangekomen. In de nacht van 27 juni 2019 op 28 juni 2019 is een AMBER Alert verspreid. Uiteindelijk is in de avond van 28 juni 2019 het slachtoffer samen met de verdachte aangetroffen in een bed in een hotelkamer van het Hilton hotel in Rotterdam.
4.1.2.2.
Feit 1
Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat hij het slachtoffer heeft onttrokken aan het over haar uitgeoefende gezag door haar moeder gedurende de twee dagen dat het slachtoffer samen met hem in een hotelkamer heeft verbleven.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat kan worden gesproken van onttrekken aan het gezag wanneer een verdachte in zodanige mate heeft bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige en haar ouders, dat deze daardoor buiten het gezag van haar ouders kwam te verkeren. Een verdachte moet dus een beslissende invloed hebben gehad op de onttrekking.
De verdachte en het slachtoffer hebben elkaar leren kennen via een online spel, Star Stable. Ze hadden contact via de chatfunctie van dit spel en later ook via die van Facebook. Uit de gevoerde gesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer is gebleken dat de verdachte het slachtoffer als het ware heeft gevoed door keer op keer haar loyaliteit in twijfel te trekken, haar angst aan te jagen en kwaad te spreken over de godsdienst en de familie van het slachtoffer. De verdachte heeft onder andere gezegd dat hij zich verraden voelde door het slachtoffer en dat daden meer zeggen dan woorden. Ook heeft de verdachte in die chatgesprekken gezegd dat de familie van het slachtoffer het Moslimgeloof, waarin vrouwen worden onderdrukt, aan haar probeerde op te dringen en dat ze niet naar Pakistan moest gaan, omdat ze dan door haar familie zou worden uitgehuwelijkt. De enige manier waarop het slachtoffer vrij kon zijn, zo heeft de verdachte tegen het slachtoffer gezegd, is door bij haar familie weg te gaan en naar Amerika te komen. Daar zou ze veilig zijn.
De verdachte heeft het slachtoffer door deze manier van praten en de dingen die hij tegen haar heeft gezegd, losgeweekt van haar familie en in het bijzonder van haar moeder.
De rechtbank weegt ook mee dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij met de verdachte heeft afgesproken elkaar te ontmoeten in Rotterdam en vervolgens twee dagen in het Hilton hotel in Rotterdam te verblijven en dat dit plan eind mei 2019 is ontstaan. Ook hieruit blijkt de rol van de verdachte in de totstandkoming van het plan.
Gelet hierop en het zeer grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, waardoor de verdachte overwicht had, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wel degelijk een beslissende invloed heeft gehad op de scheiding tussen het slachtoffer en haar moeder. De verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het onttrekken van het slachtoffer aan het over haar uitgeoefende gezag door haar moeder en verwerpt de verweren van de raadsman.
4.1.2.3.
Feiten 2 en 3
Vaststaat dat de verdachte en het slachtoffer gedurende twee dagen, te weten op 27 juni 2019 en 28 juni 2019, samen in een kamer van het Hilton hotel te Rotterdam hebben verbleven en daar op 28 juni 2019 samen in bed zijn aangetroffen, waarbij het slachtoffer geheel ontkleed was en de verdachte gekleed was in een T-shirt en een loszittende boxershort. Over wat zich daar heeft afgespeeld lopen de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer uiteen. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij en de verdachte seksueel contact met elkaar hebben gehad. De verdachte heeft dit steeds ontkend en aangevoerd dat de aanwezigheid van het aangetroffen DNA-materiaal verklaard kan worden door indirecte overdracht.
Het slachtoffer is meerdere keren door de politie gehoord en zij heeft verklaard over hetgeen zich in de hotelkamer heeft afgespeeld. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij en de verdachte één keer hebben geprobeerd om seks te hebben, waarbij het slachtoffer haar schaamlippen open moest houden. De verdachte is met zijn penis tussen de schaamlippen gekomen, maar verdere penetratie is niet gelukt. Het slachtoffer heeft de verdachte ook meerdere keren gepijpt. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer aangeraakt bij haar billen, vagina en borsten en heeft hij aan haar borsten gelikt. Ook hebben de verdachte en het slachtoffer getongzoend.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd zijn en op hoofdlijnen steeds overeenkomen. Gelet hierop zijn haar verklaringen consistent en betrouwbaar en kunnen deze worden gebruikt voor het bewijs. De door de verdediging concreet aangevoerde punten, zoals het niet aantreffen van de ring die de verdachte aan het slachtoffer zou hebben gegeven en de Viagrapillen die de verdachte zou hebben ingenomen, waarover het slachtoffer niet consistent zou hebben verklaard, raken naar het oordeel van de rechtbank niet de kern van de aan de verdachte verweten feiten.
Bovendien worden de betrouwbaarheid en de validiteit van deze verklaringen vergroot, omdat deze worden ondersteund door de rapporten van het NFI van 14 augustus 2019 en 24 oktober 2019.
Blijkens het rapport van 14 augustus 2019 is er onderzoek gedaan naar zes bemonsteringen uit de onderzoeksset van het Forensisch Medisch Onderzoek dat is verricht bij de verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bemonsteringen van de buitenzijde van de penis (nat en droog) en de bemonstering van de eikelrand (nat) een DNA-hoofdprofiel bevatten dat mogelijk van het slachtoffer is. De kans dat dezelfde onderzoeksresultaten zouden zijn verkregen wanneer een willekeurig ander persoon dan het slachtoffer bijdrager zou zijn, wordt berekend op kleiner dan één op één miljard. De bemonsteringen van de eikelrand (droog) en de eikel (nat en droog) bevatten een DNA-mengprofiel waaraan het slachtoffer bijdrager kan zijn. De matchkans hiervan is niet berekend, gelet op de overige resultaten. Uit dit onderzoek is voorts gebleken dat de bemonstering van de buitenzijde van de penis (nat) vaginale cellen kan bevatten.
Blijkens het rapport van 24 oktober 2019 is er onderzoek gedaan naar meerdere bemonsteringen uit de onderzoeksset van het Forensisch Medisch Onderzoek dat is verricht bij het slachtoffer. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bemonsteringen van de linkertepel (nat en droog), de buitenste schaamlippen (nat en droog) en de buitenzijde van de binnenste schaamlippen (nat en droog) een DNA-mengprofiel bevatten waarbij niet kan worden uitgesloten dat de verdachte bijdrager is. De bemonstering van de rechtertepel (nat en droog) bevat een DNA-hoofdprofiel waarvan niet kan worden uitgesloten dat dit van de verdachte is. Daarnaast bevat de bemonstering van het geknipte schaamhaar DNA-materiaal waarvan niet kan worden uitgesloten dat de DNA-nevenkenmerken van de verdachte afkomstig zijn.
Ten aanzien van de bemonstering van de rechtertepel is berekend dat de kans dat dezelfde onderzoeksresultaten zouden zijn verkregen wanneer een willekeurig ander persoon dan de verdachte bijdrager zou zijn, kleiner is dan één op één miljard. Ten aanzien van de bemonsteringen van de linkertepel (droog), de buitenste schaamlippen (nat), de buitenzijde van de binnenste schaamlippen (nat) en de geknipte schaamhaar, is berekend dat het verkrijgen van de onderzoeksresultaten meer dan één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de verdachte bijdrager is dan wanneer een willekeurig onbekend persoon dat zou zijn. Voorts is door het NFI geconcludeerd dat de bemonstering van de buitenzijde van de binnenste schaamlippen spermacellen bevat.
De rechtbank is op grond van de rapporten van het NFI van oordeel dat er DNA-materiaal van het slachtoffer op het lichaam van de verdachte is aangetroffen en andersom. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de plekken op het lichaam van het slachtoffer en de verdachte waarop DNA-materiaal is aangetroffen van de ander, overeenkomen met de verklaring van het slachtoffer.
Vervolgens heeft er op het verzoek van de verdediging onderzoek plaatsgevonden door het NFI op activiteitenniveau. In het rapport van 1 mei 2020 zijn de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-onderzoek dat binnen deze zaak is uitgevoerd geëvalueerd aan de hand van twee hypothesen. Hypothese 1 komt er kort gezegd op neer dat het DNA-materiaal is overgedragen door seksueel contact tussen het slachtoffer en de verdachte. Hypothese 2 komt erop neer dat er geen seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen het slachtoffer en de verdachte en dat het DNA-materiaal is overgedragen door indirecte overdracht. De algehele conclusie van dit onderzoek is dat het NFI de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-onderzoek zeer veel waarschijnlijker, de op een na hoogste gradatie van waarschijnlijkheid, acht als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario, dat op 27 en 28 juni 2019 geen seksueel contact heeft plaatsgevonden en DNA-materiaal is overgedragen via indirecte overdracht, door het activiteitenonderzoek van het NFI niet alleen niet aannemelijk is geworden, maar juist wordt ontkracht.
De rechtbank is op grond van hetgeen hierboven is overwogen van oordeel dat de verdachte en het slachtoffer op 27 en 28 juni 2019 seksueel contact met elkaar hebben gehad en dat dit contact mede heeft bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, zodat de verweren op dit punt worden verworpen.