ECLI:NL:RBROT:2020:5738

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
C/10/524656 / HA ZA 17-355
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake eindvonnis van 1 april 2020 in een civiele zaak tussen een Belgische eiser en een Franse verzekeringsmaatschappij tegen een Nederlandse vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2020 een herstelvonnis uitgesproken met betrekking tot een eerder eindvonnis van 1 april 2020. De zaak betreft een civiele procedure waarin de Belgische eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. van der Stelt, en de Franse verzekeringsmaatschappij Helvetia Assurances S.A., vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Roos, een vordering hebben ingesteld tegen de Nederlandse vennootschap Zandkreek B.V. De rechtbank heeft op verzoek van de eiser verbeteringen aangebracht in het eindvonnis, waarbij onvolkomenheden en kennelijke rekenfouten zijn gecorrigeerd. De rechtbank heeft Zandkreek in de gelegenheid gesteld om op het verzoek tot verbetering te reageren, waarop Zandkreek zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens de gesignaleerde fouten hersteld en de bedragen die aan de partijen toekomen, vastgesteld. De beslissing omvat onder andere de toewijzing van schadevergoedingen aan de eiser en Helvetia, vermeerderd met wettelijke rente, en de veroordeling van Zandkreek tot betaling van deze bedragen. Tevens is er een compensatie van proceskosten vastgesteld, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het herstelvonnis is openbaar uitgesproken door de rolrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/524656 / HA ZA 17-355
Herstelvonnis van 1 juli 2020
in de zaak van

1..[naam eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser] , België,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
HELVETIA ASSURANCES S.A.,
gevestigd te Courbevoie Cedex, Frankrijk,
eiseres in conventie,
advocaat mr. J.F. van der Stelt te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZANDKREEK B.V.,
gevestigd te Goes,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T. Roos te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna [eisers] en Zandkreek worden genoemd. [naam eiser] en Helvetia Assurances S.A. zullen afzonderlijk [naam eiser] en Helvetia worden genoemd.

1..Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij faxbrief van 2 april 2020 heeft de advocaat van [eisers] aan de rechtbank verzocht om verbetering van het op 1 april 2020 in deze zaak gewezen eindvonnis, in dier voege:
1.1.1.
dat bij de optelling in rov. 2.40 worden toegevoegd de bedragen van € 41.733,00 ter zake van post
3a - staalwerk reparatie sb voorschipen € 3.100,00 ter zake van post
3e - conservering, die volgens rov. 2.12 voor vergoeding in aanmerking komen, zodat de optelling sluit op € 265.191,00;
1.1.2.
dat dit herstel wordt verwerkt in rov. 2.44 bij de aan [naam eiser] , respectievelijk Helvetia toekomende bedragen;
1.1.3.
dat het
dictumovereenkomstig de aangepaste rov. 2.44 wordt hersteld.
1.2.
De rechtbank heeft Zandkreek in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. De advocaat van Zandkreek heeft bij e-mails van 23 april 2020 en 25 juni 2020 aan de rechtbank medegedeeld dat Zandkreek zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

2..De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] terecht heeft gewezen op de door haar genoemde onvolkomenheden in het eindvonnis van 1 april 2020. Die onjuistheden vormen kennelijke rekenfouten die zich voor eenvoudig herstel lenen, als bedoeld in artikel 31 Rv.
2.2.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Zandkreek medegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Daarom zal de rechtbank de gesignaleerde fouten herstellen zoals door [eisers] verzocht.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
herstelt rov. 2.40 van het op 1 april 2020 gewezen eindvonnis in dier voege dat deze komt te luiden als volgt, waarbij de herstellingen dik zijn gedrukt:
2.40.
Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat aan de zijde van de ‘Ben Gus’ als toerekenbare schade valt aan te merken:
Post 1 € 2.293,-
Post 2 € 1.568,-
€ 2.862,-
Post 3
€ 41.733,-
€ 3.100,-
€ 4.974,-
Post 4 € 44.595,-
Post 5 € 2.154,-
Post 6 € 47.250,-
Post 7 € 65.000,-
Post 8 € 5.417,-
Post 9 € 6.512,-
Post 10 € 1.438,-
Post A € 27.138,-
Post B € 2.000,-
Post C € 1.041,-
Post D € 3.856,-
€ 748,-
€ 1.512,- +

265.191,00
bedrijfsschade € 74.739,70
expertisekosten € 16.341,60
buitengerechtelijke kosten
€ 3.596,80 +
derhalve in totaal €
359.869,10.
3.2.
herstelt rov. 2.44 van het op 1 april 2020 gewezen eindvonnis in dier voege dat deze komt te luiden als volgt, waarbij de herstellingen dik zijn gedrukt:
2.44
Het vorenstaande leidt tot de volgende slotsom.
Ter zake van materiële schade (cascoschade en interventiekosten) acht de rechtbank aan de aanvaring toerekenbaar €
265.191,00. Daarvan komt één tiende deel toe aan [naam eiser] , derhalve €
26.519,10, en negen tienden aan Helvetia, derhalve €
238.671,90.
Ter zake van bedrijfsschade acht de rechtbank aan de aanvaring toerekenbaar €74.739,70. Daarvan komt € 47.739,70 toe aan [naam eiser] en € 30.000,- aan Helvetia.
De vergoeding van expertisekosten van € 16.341,60 komt toe aan Helvetia.
De vergoeding van buitengerechtelijke kosten komt toe aan [naam eiser] .
Deze schadeposten worden vermeerderd met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW, zoals gevorderd.
Van die schadeposten is telkens 60% toewijsbaar ten laste van Zandkreek. Dat leidt tot de volgende toewijsbare bedragen:
aan [naam eiser] :
60% van €
26.519,10, derhalve €
15.911,46
60% van € 44.739,70, derhalve
€ 26.843,82
deze bedragen tezamen €
42.755,28
te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf de datum van de aanvaring, 4 maart 2015;
60% van € 3.596,80, derhalve € 2.158,08,
te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf de datum van de dagvaarding, 3 maart 2017;
en aan Helvetia:
60 % van €
238.671,90, derhalve €
143.203,14
60% van € 30.000,-, derhalve
€ 18.000,00
deze bedragen tezamen €
161.203,14
te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf de datum van de aanvaring, 4 maart 2015;
60 % van € 16.341,60, derhalve € 9.804,96,
te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf de desbetreffende factuurdata.
3.3.
herstelt het dictum van het op 1 april 2020 gewezen eindvonnis in dier voege dat dit komt te luiden als volgt, waarbij de herstellingen dik zijn gedrukt:
3. De beslissing
De rechtbank
3.1
in conventie:
3.1.1.
veroordeelt Zandkreek om aan [naam eiser] te betalen:
een bedrag van €
42.755,28, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.1.2.
veroordeelt Zandkreek om aan Helvetia te betalen:
een bedrag van €
161.203,14, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.1.3.
veroordeelt Zandkreek om aan Helvetia te betalen:
een bedrag van € 9.804,96, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf de desbetreffende factuurdata tot aan de dag van algehele voldoening;
3.1.4.
veroordeelt Zandkreek om aan [naam eiser] te betalen:
een bedrag van € 2.158,08, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf 3 maart 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.1.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.1.6.
wijst af het meer of ander gevorderde;
3.2.
in reconventie:
3.2.1.
veroordeelt [naam verweerder] om aan Zandkreek te betalen:
een bedrag van € 11.445,80 , te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag van algehele voldoening; en
een bedrag van € 4.645,96 te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf 1 april 2015 tot aan de dag van algehele voldoening; en
een bedrag van € 2.400,00 , te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW te berekenen vanaf 14 juli 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.2.3.
wijst af het meer of ander gevorderde;
3.3.
in conventie en in reconventie:
3.3.1.
compenseert de proceskosten zodat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.
3.4.
bepaalt dat deze verbeteringen onder de vermelding van de datum 1 juli 2020 worden vermeld op de minuut van het vonnis van 1 april 2020,
3.5.
gelast ieder van partijen, voor zover zij dit niet reeds heeft gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 1 april 2020 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en ondertekend en op 1 juli 2020 in het openbaar uitgesproken door de rolrechter mr. C. Bouwman.
1928