ECLI:NL:RBROT:2020:5730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
C/10/597913 / FA RK 20-4060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de toewijzing van een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en alcoholmisbruik. De officier van justitie had op 8 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van relevante medische en zorgdocumenten. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum was de betrokkene niet aanwezig en had hij aangegeven geen hulp te willen ontvangen. De advocaat van de betrokkene heeft verklaard dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen en dat hij zich tegen de machtiging verzet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van zijn psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene heeft in het verleden meerdere keren zijn medicatie geweigerd en er zijn zorgen over zijn woonsituatie. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 25 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597913 / FA RK 20-4060
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 juni 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. P.C. van Houten te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 8 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 7 mei 2020;
  • de zorgkaart;
  • het zorgplan van 30 april 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 juni 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 de hiervoor genoemde advocaat;
 [naam behandelaar] , behandelaar, verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De advocaat van betrokkene vertelt dat hij betrokkene twee keer telefonisch heeft kunnen spreken. Betrokkene heeft daarbij aangegeven dat hij niets met de hulpverlenging en onderhavige machtiging te maken wil hebben. Ook wil hij niets met zijn advocaat te maken hebben. Hij is van mening dat het verzoek dient te worden afgewezen, dat is zijn standpunt.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en alcohol misbruik.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Bij betrokkene is sinds het jaar 2000 sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld. Hij is ingesteld op medicatie maar vanwege bijwerkingen is deze medicatie recent verlaagd. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat zijn bloedspiegel te laag werd waardoor hij bloeiend en floride psychotisch is geworden. Inmiddels heeft betrokkene vijfmaal zijn depotmedicatie geweigerd en laat hij behandeling niet meer toe. Huishoudelijke hulp is het enige wat hij nog accepteert. Het risico bestaat dat het psychotisch toestandsbeeld zal toenemen. In het verleden is gebleken dat wanneer er sprake is van een dergelijke decompensatie, er agressie incidenten kunnen ontstaan. Betrokkene heeft met regelmaat incidenten in het portiek gehad met medebewoners. De woningbouwvereniging wil betrokkene zijn woning uit zetten indien hier weer sprake van is. De advocaat van betrokkene geeft aan dat de woning van betrokkene erg belangrijk voor hem is. Het is van groot belang om te voorkomen dat hij de woning niet verliest. Gelet op het voorgaande is het noodzakelijk om betrokkene klinisch opnieuw in te stellen op medicatie.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten toedienen van vocht en voeding en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 december 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 23 juni 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 25 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.