Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het procesverloop
- het tussenvonnis van 3 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte uitlating van Tele2.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de eiseres, Tele2 Nederland B.V., een besloten vennootschap gevestigd te Amsterdam, die zich heeft laten vertegenwoordigen door de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen. De gedaagde, die in persoon procedeert, heeft een geschil met Tele2 over de sluiting van een overeenkomst en de betaling van facturen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 3 april 2020 vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de identiteit van de gedaagde bij het sluiten van de overeenkomst. Tele2 heeft vervolgens bewijs geleverd van haar gebruikelijke procedure voor identiteitsverificatie, waarbij de klant een origineel ID-bewijs en een pinpas moet tonen, en een bedrag van 1 eurocent moet pinnen om aan te tonen dat hij de pincode kent.
De kantonrechter oordeelt dat Tele2 op deze manier voldoende heeft geverifieerd met wie zij de overeenkomst heeft gesloten. De gedaagde heeft aangevoerd dat haar ex-partner de overeenkomsten heeft afgesloten, maar heeft dit niet onderbouwd. De kantonrechter concludeert dat, zelfs als dit waar zou zijn, de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van haar identiteitsbewijs en pinpas bij de gedaagde ligt. De gedaagde heeft bovendien niet betwist dat zij de facturen van Tele2 niet heeft betaald, waardoor de gevorderde hoofdsom van € 1.716,54 wordt toegewezen.
Daarnaast heeft Tele2 aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering is afgewezen omdat Tele2 niet voldoende heeft onderbouwd dat de veertiendagenbrief naar het juiste adres is verzonden. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 571,18 aan verschotten en € 360,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.J.M. van Breevoort op 26 juni 2020.