Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
[adres woning]is verkocht en heeft ook niet gesteld wanneer het proces tegen [naam 3] is beëindigd. Gelet hierop kan niet vastgesteld worden dat vijf jaar zijn verstreken na het opeisbaar worden van de vorderingen en dat dus sprake is van verjaring.
woensdag 26 februari 2020. [eiseres] kan zich bij akte uitlaten over de vraag of zij bewijs wenst te leveren van haar stelling dat [gedaagde] , naast het al vaststaande bedrag van € 100.000,-, een bedrag van € 52.928,- van erflaatster heeft geleend. Indien [eiseres] dit bewijs schriftelijk wenst te leveren, dan kan zij dit gelijk bij deze akte doen. Als zij dit bewijs echter wenst te leveren door het doen horen van getuigen, dan moet ze bij deze akte de namen en de woonplaatsen van de voor te brengen getuigen opgeven samen met de verhinderdata zoals hieronder bepaald.
woensdag 26 februari 2020. Als namelijk wordt vastgesteld dat de schuld van [gedaagde] aan de nalatenschap € 100.000,- bedraagt, dan zal zijn schuld aan de nalatenschap – gelet op de stukken die [eiseres] heeft overgelegd – lager zijn dat zijn erfdeel. [eiseres] wordt daarom in de gelegenheid gesteld om op het verrekenings- en opschortingsverweer te reageren.
6.De beslissing
woensdag 26 februari 2020, teneinde [eiseres] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of zij dit bewijs wenst te leveren;