ECLI:NL:RBROT:2020:5679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
10/662046-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een taakstraf voor het bezit van kinderporno door een jeugdige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was aanwezig op de zitting, samen met zijn raadsman mr. P.J.W. de Water en de officier van justitie mr. J.B. Wooldrik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2017 tot en met 6 november 2018 in Rotterdam in het bezit was van kinderpornografisch materiaal, waaronder duizenden afbeeldingen en honderden video's van minderjarigen. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien zijn jeugdige leeftijd en het inzicht dat hij heeft getoond in de ernst van zijn handelen, een taakstraf van 240 uren passend is. Van deze taakstraf is 120 uren voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank heeft benadrukt dat het bezit van kinderpornografisch materiaal onaanvaardbaar is en dat de verdachte heeft bijgedragen aan een industrie die kinderen misbruikt. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn opleiding en de problemen in zijn gezin, en heeft geconcludeerd dat een voorwaardelijke straf met begeleiding van de reclassering noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Het vonnis is ondertekend door de rechters en de griffier, maar de oudste en jongste rechter waren niet in staat om het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/662046-19
Datum uitspraak: 5 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 5 juni 2020. Aanwezig waren de verdachte, zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk en de officier van justitie mr. J.B. Wooldrik.

Kern van dit vonnis

Het belangrijkste twistpunt in deze zaak was welke straf passend was voor het door de verdachte bekende bezit van kinderporno, meer in het bijzonder of de verdachte een taakstraf en/of een gevangenisstraf opgelegd moest worden. Vanwege de jeugdige leeftijd van de verdachte en het inzicht dat hij heeft getoond in het verkeerde van zijn handelen vindt de rechtbank dat volstaan kan worden met een taakstraf van de maximale duur. Een deel van die taakstraf wordt bovendien voorwaardelijk opgelegd, omdat door de daaraan verbonden voorwaarden het recidiverisico (verder) kan worden beperkt.

Leeswijzer

In de tenlastelegging wordt de verdachte beschuldigd van het in bezit van kinderporno. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt het feit bewezen, ook omdat de verdachte het feit heeft bekend. De bewezenverklaring, de bewijsmotivering en een opgave van de bewijsmiddelen zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet.
Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet een verboden gedraging. Welke dat is, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van één dag met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank komt tot oplegging van een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Hoofdstuk 4 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
Hoofdstuk 5 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

Hoofdstuk 1: Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 6 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, (een) gegevensdragers), te weten een laptop (merk Onkyo/Vlevo) en/of een mobiele telefoon (merk Oneplus, type 5T, kleur zwart) bevattende respectievelijk
  • een video en/of
  • 2702 afbeeldingen en/of 293 video's
van seksuele gedragingen, waarbij (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met een penis oraal en/of met een penis en/of voorwerp anaal penetreren van het lichaam van een minderjarige en/of het met een penis oraal penetreren door een minderjarige
( [bestandsnaam 1] ; [bestandsnaam 2] ; [bestandsnaam 3] ; [bestandsnaam 4] ; [bestandsnaam 5] ;
[bestandsnaam 6] ; [bestandsnaam 7] ; [bestandsnaam 8] ; [bestandsnaam 9] ) en/of
- het met een vinger/hand en/of met de mond/tong betasten/aanraken van de geslachtsdelen van een minderjarige en/of het met een vinger/hand
betasten/aanraken van de billen door een minderjarige
( [bestandsnaam 10] ; [bestandsnaam 11] ; [bestandsnaam 12] ; [bestandsnaam 13] ; [bestandsnaam 14] ;
[bestandsnaam 15] ; [bestandsnaam 16] [bestandsnaam 17] ) en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt en/of in een onnatuurlijke houding poseren door een minderjarige met nadruk op geslachtsdelen/borsten en billen.
( [bestandsnaam 18] ; [bestandsnaam 19] ; [bestandsnaam 20] ; [bestandsnaam 21] ; [bestandsnaam 22] )

Hoofdstuk 2: Bewijs

Bewezenverklaring
De rechtbank vindt net als de officier van justitie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:
hij in de periode van 1 juli 2017 tot en met 6 november 2018 te Rotterdam, althans in Nederland een laptop en een mobiele telefoon bevattende respectievelijk
  • een video en
  • 2702 afbeeldingen en 293 video's
van seksuele gedragingen, waarbij personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit heeft gehad en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft welke seksuele gedragingen bestonden uit:
  • het met een penis oraal en met een penis en voorwerp anaal penetreren van het lichaam van een minderjarige en het met een penis oraal penetreren door een minderjarige en/of
  • het met een vinger/hand en met de mond/tong betasten/aanraken van de geslachtsdelen van een minderjarige en het met een vinger/hand betasten/aanraken van de billen door een minderjarige en/of
  • het geheel of gedeeltelijk naakt en in een onnatuurlijke houding poseren door een minderjarige met nadruk op geslachtsdelen/borsten en billen.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de redengevende feiten en omstandigheden van de bewijsmiddelen waarvan de rechtbank hieronder een opgave heeft gedaan. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
Opgave van bewijsmiddelen
1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 5 juni 2020;
2. Het proces-verbaal van politie met documentcode [documentcode] , pagina’s 53 t/m 61 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer] (zaak Balsem).

Hoofdstuk 3: Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie

Het bewezen feit levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en met gebruikmaking van een communicatiedienst zich de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
Strafbaarheid verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

Hoofdstuk 4: Motivering straf

Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich rondom zijn twintigste levensjaar meermalen toegang verschaft tot kinderpornografisch materiaal en dat materiaal voorhanden gehad op zijn laptop en zijn mobiele telefoon. Hij nam deel aan chatgroepen waarin met enige regelmaat links werden gedeeld – waarop de verdachte dan (soms) klikte - die leidden naar verzamelingen kinderpornografisch materiaal. In totaal zijn op de laptop en telefoon van de verdachte enkele duizenden afbeeldingen en een paar honderd video’s van met name kinderen in de leeftijdscategorie van (ongeveer) zes tot twaalf jaar oud aangetroffen. Een behoorlijk deel van dat materiaal heeft de verdachte naar zijn zeggen overigens nooit bekeken, omdat hij – al zoekend naar zijn eigen geaardheid - enkel geïnteresseerd was in (tiener)jongens van min of meer zijn eigen leeftijd.
Wat van het voorgaande ook zij, het bezit van kinderpornografisch materiaal is, vanwege de context waarin afbeeldingen en video’s van onschuldige kinderen worden gemaakt en verder worden verspreid, in alle opzichten onaanvaardbaar. De verdachte heeft door zijn handelen meegewerkt aan het in stand houden van een industrie waarin voor financieel gewin kinderen worden misbruikt en uitgebuit. Het behoeft geen uitleg dat de kinderen die dit overkomt vaak voor het leven (lichamelijk en/of geestelijk) getekend zijn.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapportage over de verdachte opgesteld, gedateerd 28 februari 2020. Dit rapport houdt - kort gezegd - het volgende in.
De verdachte volgt een Hbo-opleiding, woont samen met studievrienden en heeft een bijbaan. In de periode waarin het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden, speelde er veel rondom het gezin van de verdachte, zat hij in een identiteitscrisis en was hij onzeker over zijn seksualiteit. De verdachte heeft daarbij sociale media gebruikt als middel om zijn seksuele identiteit te ontdekken; ook eenzaamheid en verveling speelden een rol. Geleidelijk is de verdachte in aanraking gekomen met kinderporno, doordat hij langzaam afgleed naar het verzamelen en bekijken daarvan. Het is van belang dat de verdachte meer inzicht krijgt in zijn persoonlijkheid en de oorzaken die tot zijn delictgedrag hebben geleid.
De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen met daaraan gekoppeld, als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en het zich onthouden van op kinderporno gericht (internet)gedrag met daaraan gekoppelde controles van zijn gegevensdragers.
Overig
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend en op de zitting blijk gegeven in te zien dat hij fout is geweest en waarom.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist:
  • een gevangenisstraf voor de duur van één dag met aftrek van voorarrest;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, en een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank zal aan de verdachte een taakstraf van de maximale duur van 240 uren opleggen. Hierbij is in het bijzonder gelet op enerzijds de ernst van het feit, anderzijds op de jeugdige leeftijd van de verdachte, de omstandigheid dat hij first offender is en zijn inzicht in het verkeerde van zijn handelen.
De rechtbank sluit zich voorts aan bij het advies van de reclassering om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals hierna opgenomen, passend en geboden.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 5: Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij de reclassering (Reclassering Nederland) op het adres Marconistraat 2 te Rotterdamen de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door Fivoor ter Rotterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, met bepaling dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarvan het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn;
de veroordeelde zal zich onthouden op welke wijze dan ook van:
( a) het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
( b) gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
( c) gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met
minderjarigen wordt gecommuniceerd,
het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur en de veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 5 juni 2020.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.