ECLI:NL:RBROT:2020:5678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
10/264471-18 vorderingen TUL VV: 10/042828-18 + 10/007009-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met de dood in Rotterdam

Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko, die werd beschuldigd van bedreiging met de dood. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank, waar de officier van justitie, mr. C. de Kimpe, een gevangenisstraf van 30 dagen eiste, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van de verdachte. De tenlastelegging betrof een incident op 24 december 2018, waarbij de verdachte zijn broer zou hebben bedreigd met de woorden: 'Ik maak je af, ik maak jou dood'. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2020 in acht genomen, waarbij de verklaringen van de broer en de moeder van de verdachte zijn gehoord. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de verklaringen van de moeder en andere familieleden onvoldoende steun boden voor de aangifte van de broer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde bedreiging en sprak de verdachte vrij. Tevens werden de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe feit. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.H. Janssen, voorzitter, en mrs. A. Bonder en M.M. Dolman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.M.H. van Mullekom.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/264471-18
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/042828-18 + 10/007009-17
Datum uitspraak: 5 juni 2020
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko) op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte], [woonplaats verdachte],
gemachtigd raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich voor zijn problematiek klinisch zal laten opnemen voor de duur van maximaal één jaar, dat hij zich aansluitend daaraan onder ambulante behandeling zal laten stellen en zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen en dat hij in het kader van controle op alcoholgebruik mee zal werken aan urinecontroles;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van genoemde bijzondere voorwaarden;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen in de zaken met parketnummer 10/042828-18 en parketnummer 10/007009-17.

4..Vrijspraak

Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde bedreiging kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De aangifte van de broer van de verdachte vindt immers steun in de verklaringen die de moeder van de verdachte ter plaatse – via haar buurvrouw vertaald – en later bij de politie heeft afgelegd.
Beoordeling
In zijn aangifte heeft de broer van de verdachte verklaard dat de verdachte hem in de woning van en in aanwezigheid van hun moeder heeft bedreigd met de woorden: ‘Ik maak je af, ik maak jou dood’. Tegelijkertijd spreekt uit die aangifte, bezien in verband met overige verklaringen en stukken van familieleden, een roep om hulp: de familie kan niet langer het hoofd bieden aan de problemen die de verdachte - mede als gevolg van zijn alcoholverslaving - veroorzaakt. Dat achterliggende motief maakt dat - nog meer dan normaal - behoedzaam met de verklaring van de aangever om moet worden gegaan.
Uit de verklaringen van de moeder van de verdachte blijkt dat er zich in huis inderdaad – zoals kennelijk vaker gebeurt – een vervelende situatie met een venijnige woordenwisseling heeft voorgedaan, maar daaruit volgt niet dat de verdachte de ten laste gelegde dreigende woorden tegen zijn broer heeft geuit. De tenlastegelegde bedreiging met de dood vindt daarom feitelijk onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen dan de aangifte, terwijl dat steunbewijs juist nodig was in het licht van het mogelijk achterliggende motief van de aangifte. Bij deze stand van zaken is de rechtbank er onvoldoende van overtuigd dat de bedreiging, op de wijze zoals ten laste is gelegd, heeft plaatsgevonden.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vorderingen tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de respectievelijk bij vonnis van 5 april 2017 en van 13 maart 2018 van de politierechter in deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen van één maand en tien dagen.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde en dus geen sprake is van een overtreding van de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, zullen beide vorderingen worden afgewezen.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 5 april 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 maart 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2020.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen ik maak je af, ik maak jouw dood’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.