Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko, die werd beschuldigd van bedreiging met de dood. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank, waar de officier van justitie, mr. C. de Kimpe, een gevangenisstraf van 30 dagen eiste, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van de verdachte. De tenlastelegging betrof een incident op 24 december 2018, waarbij de verdachte zijn broer zou hebben bedreigd met de woorden: 'Ik maak je af, ik maak jou dood'. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2020 in acht genomen, waarbij de verklaringen van de broer en de moeder van de verdachte zijn gehoord. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat de verklaringen van de moeder en andere familieleden onvoldoende steun boden voor de aangifte van de broer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde bedreiging en sprak de verdachte vrij. Tevens werden de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe feit. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.H. Janssen, voorzitter, en mrs. A. Bonder en M.M. Dolman, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.M.H. van Mullekom.