Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/079325-19.
4..Waardering van het bewijs
Feit 1
stillsvan de beelden. Deze
stillszijn zo vaag dat een voldoende betrouwbare persoonsherkenning op basis daarvan in elk geval niet mogelijk is. De rechtbank heeft daarom de wens geuit om op de zitting de camerabeelden te bekijken, om zelfstandig te kunnen toetsen of de bewegende beelden van zodanige kwaliteit zijn dat daarop een herkenning kan worden gebaseerd. Het bekijken van de camerabeelden op zitting bleek echter niet mogelijk. Genoemde toets heeft dus niet kunnen plaatsvinden. Bij deze stand van zaken is de rechtbank er in onvoldoende mate van overtuigd geraakt dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd.
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering maatregel
- de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- de verdachte is blijkens het eerder genoemde op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van goederen eist het opleggen van de maatregel.
8..Vordering tenuitvoerlegging
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;