ECLI:NL:RBROT:2020:5649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596190 / FA RK 20-3264
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoekschrift van de officier is op 8 mei 2020 ingekomen, met bijlagen waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een ambulant verpleegkundige van GGZ Delfland. De officier was niet aanwezig omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het goed gaat met de betrokkene, die stabiel is en zijn medicatie neemt. Er zijn geen ernstige incidenten voorgevallen en de betrokkene heeft een plan van aanpak opgesteld met zijn advocaat. De geneesheer-directeur heeft echter aangegeven dat er een risico bestaat dat de betrokkene zich zal onttrekken aan zorg, wat kan leiden tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelt echter dat er onvoldoende bewijs is dat de betrokkene zich daadwerkelijk zal onttrekken aan zorg. De betrokkene heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bereid is om de zorg vrijwillig te accepteren en medicatie in te nemen.

Daarom concludeert de rechtbank dat er geen noodzaak is voor verplichte zorg en wijst het verzoek van de officier van justitie af. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en schriftelijk uitgewerkt op 3 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596190 / FA RK 20-3264
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 mei 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 8 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 22 april 2020;
 de zorgkaart;
 het zorgplan van 16 april 2020;
 de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene en zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam verpleegkundige/behandelaar] , ambulant verpleegkundige en behandelaar van betrokkene, verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

Het gaat goed met betrokkene. Betrokken is stabiel en neemt zijn medicatie. Er hebben zich al enkele jaren geen ernstige incidenten voorgedaan. Ter voorbereiding van de machtiging heeft betrokkene met zijn advocaat een plan van aanpak opgesteld. Betrokkene is bereid mee te werken aan de inname van medicatie, het accepteren van bezoek van verpleging en (woon)begeleiding en het voeren van gesprekken met de GGZ en de psychiater. De geneesheer-directeur geeft in zijn bevindingen aan dat de kans bestaat dat betrokkene zich zal onttrekken aan zorg en dat er opnieuw ernstig nadeel zal ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat betrokkene zich zal onttrekken aan zorg. Het risico hierop zal ontstaan wanneer betrokkene zijn medicatie niet meer inneemt en psychotisch wordt. Betrokkene heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de zorg vrijwillig zal accepteren en dat hij medicatie zal innemen. Het risico op ernstig nadeel doet zich in de huidige situatie niet voor. Er zijn geen aanwijzingen dat betrokkene het gebruik van medicatie in de nabije toekomst zal staken. Er is daarom geen noodzaak voor verplichte zorg. Het verzoek zal worden afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 27 mei 2020 mondeling gegeven door mr. D.C.J. Peeck, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 3 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.