ECLI:NL:RBROT:2020:5646

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596799 / FA RK 20-3537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2020 een mondelinge beslissing genomen over een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, specifiek een dementiesyndroom. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 19 mei 2020, met bijlagen waaronder een medische verklaring en een zorgplan. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 juni 2020, waarbij verschillende betrokkenen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een dementiesyndroom, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De cliënt is niet in staat om voor zichzelf te zorgen en weigert noodzakelijke zorg. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat voldaan is aan de criteria voor een rechterlijke machtiging.

De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 3 december 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter M.C. van Dijkhuizen en schriftelijk uitgewerkt op 9 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596799 / FA RK 20-3537
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 3 juni 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. J. Broijl te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 19 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam arts] , arts, van 14 mei 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 30 april 2020;
 het zorgplan van 27 januari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam dochter] , dochter van betrokkene;
 [naam spv-er] , sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan GGZ Delfland;
 [naam wijkverpleegkundige] , wijkverpleegkundige, verbonden aan Careyn.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap,
dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk een dementiesyndroom door multiple oorzaken. Cliënt heeft inprentings- en geheugenstoornissen, stoornissen in oriëntatie, oordeels- en kritiekstoornissen en emotionele labiliteit. Daarnaast heeft cliënt diabetes mellitus en is er sprake van middelenmisbruik.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Cliënt is niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen. Er is 24-uurs zorg nodig die in de thuissituatie niet geboden kan worden. Cliënt weigert regelmatig de deur open te doen voor de thuiszorg, haar dochter en de huishoudelijke hulp. Hierdoor kan cliënt niet de zorg worden geboden die zij wel nodig heeft. Daarbij komt dat cliënt haar medicatie, voor o.a. diabetes, haar bloeddruk en haar hart, niet goed inneemt. In het huis ligt overal medicatie, aldus de wijkverpleegkundige. Bovendien houdt cliënt zich niet aan haar dieet en leefregels voor diabetes. Dit levert gevaar voor haar lichamelijke gezondheid op.
Cliënt ontvangt regelmatig in de avonduren mensen. Het is voor iedereen onduidelijk wie dat zijn. Er worden regelmatig lege bierblikjes gevonden in de woning. Cliënt heeft een verslavings-en prostitutieverleden. Het vermoeden is dat cliënt zich mogelijk weer prostitueert en alcohol drinkt. Het lukt niet om in de thuissituatie controle uit te oefenen op cliënt en de noodzakelijke zorg te verlenen.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt accepteert geen (thuis)zorg en geeft ook tijdens de zitting aan in haar huis te willen blijven.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 december 2020.
Deze beschikking is op 3 juni 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. van Dijkhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 9 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.