ECLI:NL:RBROT:2020:5643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
C/10/598394 / FA RK 20-4275
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in Portugal en thans verblijvende in een verpleeghuis in Rotterdam. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De burgemeester van Rotterdam had op 15 juni 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zowel de cliënt als zijn advocaat en een specialist ouderengeneeskunde gehoord, waarbij werd vastgesteld dat de cliënt afhankelijk is van zijn vrouw, die tijdelijk niet voor hem kan zorgen. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen, en verleende de machtiging voor een periode van zes weken, tot en met 30 juli 2020. De beschikking is op dezelfde dag mondeling gegeven door de rechter en later schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/598394 / FA RK 20-4275
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt], Portugal,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt], [woonplaats cliënt],
thans verblijvende in Aafje, verpleeghuis Smeetsland te Rotterdam,
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 16 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 15 juni 2020;
 de verklaring van [naam arts], arts, van 15 juni 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam specialist], specialist ouderengeneeskunde en behandelaar, verbonden aan Aafje.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 15 juni 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt, als gevolg van ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing. Cliënt is geheel afhankelijk van zijn vrouw. Nu zijn vrouw opgenomen is vanwege een operatie en (tijdelijk) niet voor hem kan zorgen, kan cliënt niet meer thuis verblijven. Cliënt heeft overal hulp bij nodig.
De specialist ouderengeneeskunde geeft aan dat het lastig is een gesprek te voeren met cliënt. Ook tijdens de zitting is het lastig om contact te krijgen met cliënt. Komende weken zal overleg worden gevoerd met de vrouw van cliënt en de casemanager om zo te onderzoeken of terugkeer naar huis nog mogelijk is.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Hij pakt ‘s avonds zijn spullen in en zegt dat hij naar huis wilt.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 30 juli 2020.
Deze beschikking is op 18 juni 2020 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van M. Streefland, griffier en op 18 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.