In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2], [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een pleegzorgvoorziening te verlengen voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld zonder fysieke zitting, vanwege de coronamaatregelen, en partijen zijn telefonisch gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld en dat de moeder het ouderlijk gezag uitoefent. De minderjarigen [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wonen bij de moeder, terwijl [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij hun tante verblijven. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er positieve ontwikkelingen zijn in de situatie van de moeder en de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 14 juni 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen tot 1 september 2020, zodat zij hun schooljaar kunnen afmaken.
De beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, waarbij de kinderrechter het belangrijk acht dat de jeugdbeschermer de ontwikkeling van de kinderen blijft volgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.