In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had op 11 mei 2020 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak behandeld zonder fysieke zitting, vanwege de coronamaatregelen, en de betrokkenen zijn telefonisch gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door een onrustige en instabiele opvoedingssituatie. De vader, die het ouderlijk gezag uitoefent, is overbelast en kan niet voldoen aan de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. De moeder heeft ook moeite om een veilige en stabiele thuissituatie te bieden. De kinderrechter oordeelt dat hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende is en dat betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met als doel stabiliteit en zorg voor de kinderen te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.