Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..de vennootschap onder firma [gedaagde 1] .,
2..[gedaagde 2] ,
3..[gedaagde 3] ,
4..[gedaagde 4] ,
en
5..[gedaagde 5] ,
1..Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 20 juli 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de akte zijdens gedaagden, met producties;
- de brief van 10 september 2018 zijdens gedaagden, met een productie;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 november 2018;
- de e-mail van 29 november 2018 van de gemachtigde van gedaagden;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 januari 2018 (bedoeld is 2019);
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 april 2019;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 juli 2019;
- het proces-verbaal van constatering en bevindingen van de kantonrechter op 26 augustus 2019;
- de brief van 11 juli 2019 zijdens [eiseres] ;
- de conclusie na enquête tevens wijziging van eis zijdens [eiseres] , met producties;
- de akte zijdens gedaagden, met een productie;
- de akte uitlaten zijdens [eiseres] .
2..De verdere beoordeling
“een stuk of dertig keer”heeft bereden in de weken dat zij bij [gedaagde 2] was om haar te helpen. Onduidelijk is wanneer dit precies is geweest, zodat reeds om die reden geen belang aan de verklaring van [getuige 1] kan worden gehecht ten aanzien van het te leveren bewijs.
“zo’n 4 jaar gelden”), dat zij meermaals (buiten)ritjes heeft gemaakt waarbij [gedaagde 2] op [naam paard] reed en dat zij erbij was toen [eiseres] en [getuige 7] een proefrit op [naam paard] hebben gemaakt. Aangezien de verklaring van [getuige 4] ziet op ervaringen met [naam paard] die dateren van (ver) voor de aflevering van [eiseres] , kan deze verklaring evenmin bijdragen aan het te leveren bewijs.
“Er was mij verteld dat er iets was mis gegaan bij hen( [eiseres] en [getuige 7] , toev. ktr.)
maar niet wat er mis was gegaan.”. Gedaagden hebben daaraan de conclusie verbonden dat er na de verkoop en levering iets is gebeurd en dat dit niet in verband kan worden gebracht met de koopovereenkomst. Die conclusie volgt de kantonrechter echter niet. Gelet op de context van de verklaring van [getuige 3] en de aanleiding waarom zij door [eiseres] is ingeschakeld, is het aannemelijker dat het gaat om het voorval op 10 augustus 2017 waarbij [naam paard] op hol is geslagen en [eiseres] van [naam paard] is afgevallen (r.o. 2.7 tussenvonnis). Die uitleg strookt ook met de inhoud van de verklaring van [gedaagde 2] , die immers stelt:
“U vraagt mij of ik gehoord heb of er iets met [naam paard] is gebeurd, waardoor ze [eiseres] heeft afgeworpen. Ik heb niet gehoord dat er iets speciaals is gebeurd, niet dat ik weet.”Gedaagden hebben geen omstandigheden aangevoerd die een andere lezing rechtvaardigen.
“ze is geen dooie, heeft wel een beetje bloed”. Volgens gedaagden hoeft dit echter niet problematisch te zijn en mag temperament ook worden verwacht van een paard waarvoor € 18.500,00 is betaald. Wat daar ook van zij, uit de e-mail van [eiseres] van 24 juni 2017 (r.o. 2.2 tussenvonnis) volgt duidelijk dat zij op zoek is naar
“een braaf paard, waarmee mijn dochter ook direct kan wegrijden”. Onder randnummer 12 van de akte na getuigenverklaring hebben gedaagden gesteld dat [eiseres] een meer dan gemiddeld paard heeft gekocht en dat
“Vast staat dat een paard van dat niveau de details in de hulpen wil krijgen. Daar ga je niet zomaar opzitten en ermee wegrijden.”. Dit staat dus haaks op het soort paard dat [eiseres] zocht en het soort paard dat [gedaagde 2] heeft toegezegd dat [naam paard] is.
Rekening houdend met hetgeen hiervoor is overwogen resteert van de facturen een bedrag van € 300,00 dat betrekking heeft op training/africhting. Dat bedrag zal voor de periode oktober 2017 tot en met augustus 2018 worden toegewezen. Voor de maand september 2017 is [gedaagde 2] de helft van het aan [eiseres] gefactureerde bedrag van € 157,84 verschuldigd, nu er vanuit wordt gegaan dat de andere helft van dit bedrag ziet op stalling.
3..De beslissing
€ 18.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag, te rekenen vanaf 12 september 2017 tot de dag der algehele voldoening;