In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, en Dexia Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. J.R. van Staveren. De eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat er sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last. De eiser had in 2000 een aandelenleaseovereenkomst met Dexia gesloten en stelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden door onvoldoende te waarschuwen voor het risico van een restschuld en niet adequaat onderzoek te doen naar zijn financiële situatie. Dexia erkende dat zij onrechtmatig had gehandeld, maar voerde aan dat de schade mede het gevolg was van de eigen schuld van de eiser. In reconventie vorderde Dexia onder andere een verklaring dat de overeenkomst rechtsgeldig was en dat de eiser geen recht had op verdere schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden, maar dat er ook sprake was van eigen schuld aan de zijde van de eiser. De rechter stelde de eiser in de gelegenheid om bewijs te leveren van zijn maandelijkse verplichtingen aan zijn vader in het kader van een lening. De zaak werd aangehouden voor verdere bewijslevering.