ECLI:NL:RBROT:2020:5603

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
7859149 CV EXPL 19-28048
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Fiege
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoersovereenkomst en tekortkoming in de nakoming met toepassing van Frans recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een andere besloten vennootschap (gedaagde) over een vervoersovereenkomst. De eiseres had in 2018 een lading van Rotterdam naar Frankrijk laten vervoeren door de gedaagde. Na een weigering van Lidl, de ontvanger van de lading, om de lading in ontvangst te nemen, heeft de gedaagde de lading op 13 juni 2018 in een warehouse gelost. De eiseres was in de veronderstelling dat de lading verloren was gegaan, totdat de gedaagde op 3 september 2019 meldde dat de lading nog in het warehouse lag. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst niet was nagekomen, zowel door het niet tijdig vragen om instructies als door het niet tijdig informeren van de eiseres over de locatie van de lading. De rechtbank heeft partijen vervolgens de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de gevolgen van deze tekortkoming naar Frans recht.

De eiseres heeft een advies van een Franse advocaat overgelegd, waaruit blijkt dat de gedaagde gehouden is om alle voorzienbare en directe schade te vergoeden. De eiseres heeft haar schade onderbouwd met de factuurwaarde van de goederen en de wettelijke handelsrente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde deze stellingen niet heeft betwist en heeft de vordering van de eiseres toegewezen. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toegewezen, evenals de kosten van het advies en de vertaalkosten. De gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 20.354,19, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7859149 CV EXPL 19-28048
uitspraak: 19 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.A.M. Heijdra,
tegen
de besloten vennootschap naar het recht van haar plaats van vestiging
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] (België),
gedaagde,
gemachtigden voorheen: mr. A.J.W. Spijker en mr. A.J.J. Gunst,
thans procederend zonder gemachtigde.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 28 februari 2020, waarin is bepaald dat partijen zich bij akte dienen uit te laten.
Op de rol van 21 april 2020 heeft [eiseres] een akte genomen, waarbij zij haar eis heeft vermeerderd. [gedaagde] heeft geen akte ingediend.
Vervolgens is vonnisdatum bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Deze zaak draait om het volgende. [gedaagde] heeft in opdracht van [eiseres] in 2018 een lading van Rotterdam naar Frankrijk vervoerd. Nadat Lidl, voor wie de lading bestemd was, had geweigerd de lading in ontvangst te nemen, heeft [gedaagde] de lading op 13 juni 2018 gelost in een warehouse. De lading bevindt zich daar nog steeds. Pas in de loop van deze procedure (op 3 september 2019) heeft [gedaagde] aan [eiseres] kenbaar gemaakt dat de lading in het warehouse ligt. Tot die tijd dacht [eiseres] dat de lading kwijt was geraakt.
2.2
In voormeld tussenvonnis is overwogen dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst niet is nagekomen. Enerzijds doordat zij, zowel op het moment dat duidelijk was dat de afgesproken afleverdatum van 8 juni 2018 niet gehaald zou worden als op het moment dat de lading door Lidl werd geweigerd, [eiseres] niet om nadere instructies heeft gevraagd. Anderzijds doordat zij na lossing in het warehouse [eiseres] niet direct op de hoogte heeft gebracht van de locatie van de lading, maar in eerste instantie hieromtrent onjuiste informatie heeft verstrekt en pas ruim een jaar later – enkele maanden na het aanhangig maken van onderhavige procedure – de vrachtbrief met de juiste gegevens heeft verstrekt.
2.3
Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag welke consequenties dit naar Frans recht heeft. Indien dit naar Frans recht leidt tot een schadevergoedingsplicht van [gedaagde] , diende [eiseres] nader te onderbouwen welke schade zij heeft geleden doordat [gedaagde] haar verplichtingen niet is nagekomen en in hoeverre hierover rente verschuldigd is. Verder zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, aangezien ook dit naar Frans recht beoordeeld dient te worden.
2.4
[eiseres] heeft bij haar akte een advies van een ter zake gespecialiseerde Franse advocaat overgelegd (hierna: het advies). Uit dit advies volgt dat het feit dat [gedaagde] haar verplichtingen zoals hiervoor onder 2.2 vermeld niet is nagekomen, naar Frans recht tot consequentie heeft dat zij gehouden is “alle aangetoonde, voorzienbare en directe schade” die [eiseres] hierdoor heeft geleden volledig te vergoeden. [eiseres] stelt en onderbouwt dat haar schade bestaat uit de factuurwaarde van de goederen, zijnde € 16.059,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 november 2018. Omdat [gedaagde] deze stellingen van [eiseres] niet heeft betwist, zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen. Omdat Frans recht van toepassing is, is de wettelijke rente verschuldigd, zoals bedoeld in artikel 1231-6 Code Civil.
2.5
Uit het advies volgt voorts dat ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 935,59 naar Frans recht voor toewijzing in aanmerking komen. Ook dit onderdeel van de vordering wordt daarom toegewezen. [eiseres] heeft bij haar akte haar eis vermeerderd en vordert ook de kosten van het advies en de vertaalkosten van in totaal € 3.359,60. Ook dit onderdeel van de vordering wordt als zijnde onbetwist toegewezen.
2.6
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten inclusief nakosten.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 20.354,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 1231-6 Code Civil over een bedrag van € 16.994,59 vanaf 1 november 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres] begroot op € 972,- aan griffierecht, € 104,54 aan dagvaardingskosten en € 900,- aan salaris gemachtigde (gebaseerd op 2,5 punten ter waarde van € 360,-) en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,-aan nasalaris; indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening; ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze nakosten verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
423