Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..Het verweer
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde, die huurder is van twee bedrijfsruimten. Eiseres vordert ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimten vanwege een huurachterstand van € 17.386,29, die is ontstaan door niet-tijdige betalingen door gedaagde. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 juni 2020 via een beeldverbinding in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19. Eiseres heeft conservatoir beslag gelegd op de woning van gedaagde en stelt dat gedaagde niet als goed huurder heeft gehandeld door structureel niet te betalen en onwaarheden te verkondigen over betalingsafspraken.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in de afgelopen maanden niet in staat is geweest om de huur te betalen, mede door de coronacrisis en gezondheidsproblemen. Echter, de rechter oordeelt dat de eerdere betalingsproblemen van gedaagde niet als incidenteel kunnen worden beschouwd. De rechter concludeert dat er een spoedeisend belang is voor eiseres om de ontruiming te vorderen, omdat het aannemelijk is dat de bodemrechter de ontbinding van de huurovereenkomst zal rechtvaardigen.
De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, waarbij gedaagde wordt veroordeeld om binnen veertien dagen de bedrijfsruimten te ontruimen en de huurachterstand te betalen. Daarnaast is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de ontruimingsverplichting voldoet, met een maximum van € 3.000,-. De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen, inclusief de kosten voor het leggen van conservatoir beslag.