ECLI:NL:RBROT:2020:5586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
10/996646-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereidingshandelingen voor invoer cocaïne en ambtelijke corruptie

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en ambtelijke corruptie. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak, waarbij het onderzoek plaatsvond op de terechtzittingen van 9, 10 en 11 juni 2020. De officier van justitie, mr. N. Klip, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 40 maanden.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het voorbereiden van de invoer van cocaïne in de periode 2011-2012 en het omkopen van een douanier. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van medeverdachten waren inconsistent en er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de voorbereidingshandelingen of de corruptie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/996646-16
Datum uitspraak: 25 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9, 10 en 11 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Klip heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Vrijspraak

4.1.
Inleiding
Aan de verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd het in de periode 2011-2012 samen met anderen voorbereiden van de invoer van cocaïne (feit 1) en het samen met anderen omkopen van een douane-ambtenaar (feit 2).
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Uit onderzoek Vinson is in haar optiek naar voren gekomen dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] handelingen heeft verricht die zien op de voorbereiding van de invoer van verdovende middelen. De verdachte heeft aan [naam medeverdachte 2] verteld dat hij contact had met een douanier in de haven van Rotterdam die containers kon “wegklikken”, waardoor deze ongecontroleerd konden worden doorgelaten. Ook heeft de verdachte aan [naam medeverdachte 2] informatie verstrekt over de modus operandi ten aanzien van de invoer, het screenen van de verzendende en ontvangende bedrijven en de keuze van de deklading.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van ambtelijke corruptie, is aangevoerd dat uit de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] blijkt dat aan de verdachte een bedrag van € 2.500,- is betaald. Deze gift is vooral gedaan om de douanier die de verdachte in zijn portefeuille had ertoe te bewegen containers met drugs ongecontroleerd door te laten.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Feit 1 (medeplegen voorbereidingshandelingen invoer cocaïne)
Uit de verklaringen van [naam medeverdachte 1] , en [naam medeverdachte 2] blijkt dat zij met elkaar contact hebben gehad over het opzetten van een drugslijn over zee. Daarbij was het hun bedoeling om de cocaïne in te voeren met behulp van een douanier die er voor zou zorgen dat containers met drugs ongecontroleerd zouden worden doorgelaten. Diverse mails die door [naam medeverdachte 1] zijn opgesteld bevatten aanwijzingen dat [naam medeverdachte 1] , althans [naam medeverdachte 2] , al dan niet via nog een tussenpersoon, daadwerkelijk in contact stond met een douanier die behulpzaam was of kon zijn bij de invoer van verboden middelen. Niet bewezen is echter dat het de verdachte is geweest die [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] in contact heeft gebracht met deze douanier .
Het enige bewijsmiddel dat de verdachte in verband brengt met dit feit is de verklaring van [naam medeverdachte 2] dat de verdachte hem heeft benaderd met het verzoek om drugstransporten uit te voeren. Daarbij zou de verdachte volgens [naam medeverdachte 2] hebben gezegd dat gebruik gemaakt kon worden van een douanier in de contactenkring van de verdachte. De verdachte zou [naam medeverdachte 2] hebben voorzien van informatie over (onder meer) werkroosters van de douanier en data waarop de invoer zou moeten plaatsvinden, aldus [naam medeverdachte 2] . Deze verklaring van [naam medeverdachte 2] vindt echter geen steun in de overige stukken in het dossier, zoals politie-observaties en OVC- en tapgesprekken. Bovendien is de verklaring van [naam medeverdachte 2] strijdig met de verklaring van [naam medeverdachte 1] . Volgens [naam medeverdachte 1] was het namelijk [naam medeverdachte 2] zelf die het contact met de douanier heeft gelegd. De verdachte wordt door [naam medeverdachte 1] in dit verband niet genoemd, hij herkende hem niet van de door de politie getoonde foto en ook de naam van de verdachte herkende hij niet. Uitsluitend op basis van de verklaring van [naam medeverdachte 2] , die bovendien in strijd is met de verklaring van [naam medeverdachte 1] , kan niet worden geconcludeerd dat de verdachte betrokken is geweest bij het voorbereiden van de invoer van cocaïne. Op grond van het voorgaande zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van het treffen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne.
4.3.2.
Feit 2 (medeplegen ambtelijke corruptie)
Om tot een bewezenverklaring te komen van passieve ambtelijke corruptie is vereist dat door de ambtenaar een gift wordt aangenomen teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten (hier dus: het ongecontroleerd doorlaten van containers met drugs).
In een (concept) e-mail van 15 december 2011 van [naam medeverdachte 1] wordt gesproken over het “wegklikken” van een container in het systeeem. Ook valt daarin te lezen dat “de man van de douane” € 2.500,- wil hebben. Weliswaar heeft [naam medeverdachte 2] verklaard dat dit bedrag aan de verdachte is betaald, maar ook die verklaring vindt geen steun in de overige stukken in het dossier. Bovendien heeft [naam medeverdachte 1] ook op dit punt anders verklaard. Volgens [naam medeverdachte 1] was dit bedrag bedoeld voor [naam medeverdachte 2] zelf. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee niet worden vastgesteld dat het bedrag van € 2.500,- aan de verdachte is betaald, laat staan dat is gebleken dat de verdachte dit heeft doorbetaald aan een douanier om hem te bewegen tot het ongecontroleerd doorlaten van containers.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van ambtelijke corruptie, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4.
Conclusie
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
mr. M. Smit en mr. W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni
2011 tot en met 30 april 2012 te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of Dieren en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
een (grote) hoeveelhe(i)d (en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen,
te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te
zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en
in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
(telkens)
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of één of meer anderen in
contact gebracht met een ambtenaar van de Douane en/of informatie doorgegeven
met betrekking tot (de controle en/of de markering van) (een) container(s) met
daarin cocaïne en/of verdovende middelen en/of informatie doorgegeven
over de verzendende en/of ontvangende bedrijven en/of containernummers en/of
andere gegevens met betrekking tot verzendingen van (zee)containers;
art 11a lid 1 Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
art 2 ahf/ond A Opiumwet
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
15 december 2011 tot en met 31 december 2011 te Rotterdam en/of Apeldoorn
en/of Dieren en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), waaronder een ambtenaar van de
Douane,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (om) (een) gift(en) of belofte(n) dan wel (een) dienst(en), te weten
- ( een gift van) circa EUR 2.500,-, althans enig(e) geldbedrag(en),
heeft aangenomen van [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) voor/aan die
douane ambtenaar werd(en) gedaan teneinde hem te bewegen om in zijn bediening
iets te doen of na te laten (sub 1) en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat deze/die gift(en) aan die
douane ambtenaar werd(en) gedaan tengevolge of naar aanleiding van
hetgeen door hem in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan of
nagelaten (sub 2)
art 363 lid 1 ahf/sub1º Wetboek van Strafrecht