In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 10 juni 2020. De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A. Middelkoop, en een waarnemend behandelaar telefonisch zijn gehoord, vanwege de beperkingen die de coronamaatregelen met zich meebrachten.
De betrokkene is gediagnosticeerd met een bipolaire I-stoornis, maar haar psychiatrisch beeld is op het moment van de beoordeling stabiel. Ze verblijft sinds 21 februari 2020 thuis, zonder machtiging, na een crisisopname. Betrokkene volgt trouw haar medicatie en heeft regelmatig contact met haar behandelaars. Er is op dat moment geen sprake van ernstig nadeel en de rechtbank concludeert dat de benodigde zorg op vrijwillige basis kan worden verleend. Daarom wordt het verzoek tot verplichte zorg afgewezen.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. M.J.M. Marseille en schriftelijk uitgewerkt en getekend op 18 juni 2020.