Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 5 juni 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. R.A.F. Jansen, telefonisch werden gehoord, evenals een sociaal psychiatrisch verpleegkundige van Parnassia Groep. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, die op dat moment in een accommodatie verbleef, een floride psychotisch toestandsbeeld vertoonde. Er was echter onduidelijkheid over de diagnose, of er sprake was van een waanstoornis of dat de gedachten van de betrokkene cultuurgebonden waren. De betrokkene gedroeg zich rustig en vriendelijk en kon een samenhangend verhaal vertellen over zijn problemen. De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen sprake was van onmiddellijk ernstig dreigend nadeel voor de betrokkene.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt en getekend op 16 juni 2020.