ECLI:NL:RBROT:2020:5576
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsuitkering en beëindiging van opvang voor vreemdeling uit veilig land zonder bereidheid tot terugkeer
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken, genummerd ROT 20/2702 en ROT 20/2849. Verzoeker, een Marokkaanse vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en de beëindiging van zijn opvang en dagelijkse geldelijke tegemoetkoming door de gemeente Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen rechtmatig verblijf had in Nederland, aangezien zijn verblijfsvergunning was ingetrokken en hij geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het terugkeerbesluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Verzoeker had aangevoerd dat hij rechtmatig verblijf had in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning, maar de rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor deze claim. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening en dat de gemeente terecht de opvang en financiële ondersteuning had beëindigd. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat verzoeker geen bereidheid had getoond om actief mee te werken aan zijn terugkeer naar Marokko, wat zijn recht op opvang verder ondermijnde.