Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling conform het reclasseringsadvies;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaar, bestaande uit een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .
4..Waardering van het bewijs
“hij was er op en er tussen volgens mij wilde hij er in gaan”.Gevraagd naar waar hij dan precies tussen zat kon zij dit niet nader toelichten. Acht maanden later is zij bij de rechter-commissaris verhoord. Daar heeft zij verklaard dat de verdachte met zijn hand naar haar vagina toe ging, dat ze voelde dat hij haar vagina aanraakte en dat hij schrok en ophield toen hij merkte dat zij wakker werd. Op de vraag waar [naam slachtoffer 2] met zijn hand voelde, heeft zij geantwoord, op het midden (van de vagina). Daaruit en uit verklaringen van andere getuigen die direct of indirect hebben vernomen over de handelingen die de verdachte bij [naam slachtoffer 2] zou hebben verricht, blijkt onvoldoende dat er sprake was van seksueel binnendringen. De rechtbank acht op grond van het voorgaande het seksueel binnendringen bij [naam slachtoffer 2] door de verdachte niet overtuigend vast komen te staan en spreekt de verdachte vrij van het primair onder 3 ten laste gelegde.
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 9 (zegge: negen) maanden;
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (zegge: tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.