ECLI:NL:RBROT:2020:5574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597855 / FA RK 20-4027
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt op verzoek van het CIZ

Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, op verzoek van het CIZ. De zaak betreft een cliënt die verblijft in een verpleeghuis en die lijdt aan psychogeriatrische aandoeningen. De burgemeester van Capelle aan den IJssel had op 5 juni 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf en haar dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, die door haar aandoening niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en die ook in de zorginstelling regelmatig zorg en medicatie weigert. De dochter van de cliënt heeft verklaard dat zij en haar zus bereid zijn om voor hun moeder te zorgen, maar dat de situatie door de medische hulp die nodig is, lastiger is geworden. De rechtbank oordeelt dat de zorg van de dochters op dit moment onvoldoende is en dat er 24-uurs professionele zorg nodig is om het ernstig nadeel te voorkomen. Daarom verleent de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 21 juli 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt op 16 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597855 / FA RK 20-4027
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Aafje, locatie Smeetsland te Rotterdam,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 8 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 5 juni 2020;
 de verklaring van [naam arts] , arts, van 5 juni 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Aafje;
 [naam dochter cliënt] , dochter van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 5 juni 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Capelle aan den IJssel ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt heeft ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen. Sinds twee weken is er sprake van acute verslechtering. Cliënt eet en drinkt nauwelijks en weigert vanuit achterdocht verzorging. Cliënt is onlangs opgenomen geweest in het IJssellandziekenhuis in verband met necrotiserende tenen en een doorligwond op haar stuit. Sinds vrijdag is zij opgenomen in het verpleeghuis. Cliënt weigert ook daar met regelmaat zorg en medicatie. Cliënt is kan niet goed staan en lopen. Zij is daardoor bedlegerig.
2.5.
De dochter van cliënt verklaart ter zitting dat zij met haar zus voor haar moeder zorgt. Vanwege de medische hulp die cliënt nodig heeft is dit lastiger geworden, maar met behulp van de thuiszorg zijn zij nog steeds bereid de zorg te dragen. Ze hebben nooit problemen gehad met de zorg voor hun moeder. De rechtbank is van mening dat die zorg op dit moment onvoldoende is en er 24-uur professionele zorg nodig is.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling daarom noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Cliënt wil niet in de accommodatie blijven.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 juli 2020.
Deze beschikking is op 9 juni 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 16 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.