ECLI:NL:RBROT:2020:5564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
7967941 CV EXPL 19-5305 (tussenvonnis)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit geldlening tussen vader en zoon met betrekking tot terugbetaling en bewijsopdracht

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een vordering ingesteld door een vader tegen zijn zoon met betrekking tot een geldlening. De vader stelt dat hij bedragen aan zijn zoon heeft betaald ter ondersteuning van diens levensonderhoud en dat deze betalingen moeten worden terugbetaald. De centrale vraag in deze procedure is of de betalingen kwalificeren als een lening of als een schenking. De vader heeft de bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat er een overeenkomst was tussen hem en zijn zoon over de terugbetaling van de bedragen. Tijdens de procedure zijn verschillende stukken en verklaringen ingebracht, maar de kantonrechter oordeelt dat de vader niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De schriftelijke verklaringen van de broer van de zoon en de echtgenote van de vader ondersteunen de stelling van de vader, maar zijn niet voldoende om de bewijsopdracht te vervullen. De kantonrechter heeft daarom besloten om een getuigenverhoor te gelasten, waarbij de vader zijn echtgenote en andere zoon als getuigen wil laten horen. De zaak is aangehouden voor het opgeven van de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen, en beide partijen moeten aanwezig zijn bij het getuigenverhoor om de zaak te bespreken en mogelijke schikking te overwegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7967941 CV EXPL 19-5305
uitspraak: 9 april 2020 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. drs. D.H. Pols,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.J. van Pelt.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk ‘vader’ en ‘ [zoon] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 6 februari 2020;
de akte uitlating met producties van vader van 5 maart 2020;
de antwoordakte van [zoon] van 2 april 2020;
De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2..De beoordeling

De bewijsopdracht van vader
2.1.
Aan vader was opgedragen te bewijzen:
2.1.1.
feiten en omstandigheden op grond waarvan blijkt dat vader met [zoon] is overeengekomen dat de door vader aan [zoon] betaalde bedragen door [zoon] zouden moeten worden terugbetaald en/of
2.1.2.
dat [zoon] de noemers “aflossing schuld” en “aflossing lening” heeft aangebracht op de in het tussenvonnis van 6 februari 2020 onder 2.7 genoemde betalingen vanaf zijn bankrekening.
Is vader geslaagd in de bewijsopdracht?
2.2.
De stellingen die vader inneemt in zijn akte kunnen niet tot bewijs dienen en worden overigens ook gemotiveerd betwist door [zoon] .
2.3.
Voor de hiervoor genoemde stelling onder 2.1.2 heeft vader geen bewijzen overgelegd.
2.4.
Voor de hiervoor genoemde stelling onder 2.1.1 heeft vader stukken in het geding gebracht die deels reeds in de procedure in het geding waren gebracht en zijn gewogen. Deze stukken leveren onvoldoende bewijs op van de stelling. Het niet-ondertekende concept van de geldleningsovereenkomst levert evenmin bewijs op van het bestaan van wilsovereenstemming tussen vader en [zoon] .
2.5.
Vader heeft ook twee schriftelijke verklaringen in het geding gebracht.
2.6.
De broer van [zoon] heeft in zijn verklaring geschreven dat [zoon] vaak tegen hem (de broer) heeft verteld dat hij het geld moest terugbetalen. Deze verklaring ondersteunt de stelling van vader.
2.7.
Ook de (nieuwe) echtgenote van vader verklaart schriftelijk. De echtgenote heeft geschreven dat zij heeft gehoord dat [zoon]
zouterugbetalen. Dit deel van de verklaring ondersteunt de te bewijzen stellingen onvoldoende, want het gaat immers over de vraag of [zoon]
moestterugbetalen. Daarentegen is in de verklaring ook te lezen dat er een afspraak was tot aflossing en dat kan op een plicht tot terugbetaling duiden. Dit laatste ondersteunt in dat geval de stelling van vader.
2.8.
De beide schriftelijke verklaringen worden door [zoon] inhoudelijk en gemotiveerd betwist. Nu beide verklaringen niet onder ede bij de rechter zijn afgelegd kan aan deze verklaringen vooralsnog onvoldoende bewijs worden ontleend.
2.9.
Nu vader heeft aangeboden zijn echtgenote en (andere) zoon als getuige te doen horen zal de kantonrechter daartoe overgaan.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
3.1.
gelast een getuigenverhoor aan de zijde van vader;
3.2.
Verwijst de zaak verwijst naar de rol van
23 april 2020voor het opgeven van de naam en woonplaats van de te horen getuigen, met opgave van de verhinderdata tot en met 31 oktober 2020 (zulks mede gelet op de huidige sluiting van de rechtbank vanwege de coronacrisis) van hemzelf, zijn gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
3.3.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen in persoon daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend op het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema en uitgesproken en ondertekend door mr. G.A.F.M. Wouters ter openbare terechtzitting.
42248 / 24134