ECLI:NL:RBROT:2020:5536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597639 / FA RK 20-3928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift van het CIZ is op 3 juni 2020 ingediend, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring. Vanwege de coronamaatregelen vond de mondelinge behandeling telefonisch plaats, waarbij de cliënt, haar advocaat, haar zoon en een casemanager zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een neurocognitieve stoornis van het Alzheimer type, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De cliënt is niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen en heeft continue zorg en begeleiding nodig. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat voldaan is aan de criteria voor de machtiging.

De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 15 december 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt op 17 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597639 / FA RK 20-3928
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 juni 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. J. van den Ende te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 3 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 19 december 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, van 2 juni 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 18 mei 2020;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020 Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam zoon cliënt] , zoon van cliënt;
 [naam casemanager] , casemanager dementie, verbonden aan Aafje.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een neurocognitieve stoornis van het Alzheimer type.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er is sprake van een ernstige toename van de vergeetachtigheid bij cliënt. Zo is zij de namen van haar kinderen vergeten en herkent zij alle kinderen niet altijd meer. Daarnaast is er een stoornis in de uitvoerende functies, waardoor zij niet meer weet hoe zij bepaalde apparaten moet bedienen. Dit heeft er eerder toe geleid dat zij een eierwekker op het fornuis zette, wat tot een brandje heeft geleid. Bovendien is er sprake van dwaalgedrag bij cliënt. Zij loopt meerdere keren per week van huis. De politie heeft haar meerdere keren moeten terugbrengen en ook hebben omstanders haar recent uit een sloot gehaald. Cliënt is niet meer in staat om voor zichzelf te zorgen. Zij heeft hulp nodig bij haar persoonlijke verzorging, maar ook bij het eten en het drinken.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft continue zorg en begeleiding nodig, maar de thuiszorg wordt niet altijd geaccepteerd. Ook is geprobeerd om dagbehandeling op te zetten, maar ook daar weigert zij naar toe te gaan. In de thuissituatie doet cliënt een groot beroep op haar echtgenoot, maar zijn draagkracht neemt af door fysieke en mentale achteruitgang. Echtgenoot kan de zorg niet meer dragen.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Tijdens de mondelinge behandeling geeft cliënt meerdere keren aan dat zij niet opgenomen wil worden.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 december 2020.
Deze beschikking is op 15 juni 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 17 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.