ECLI:NL:RBROT:2020:5535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597929 / FA RK 20-4068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 8 juni 2020, bevatte diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en relevante politie- en justitiële gegevens van de betrokkene. De mondelinge behandeling vond ook op 15 juni 2020 plaats, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, evenals een afdelingsarts en een coassistent van GGZ Delfland. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de betrokkene lijdt aan schizofrenie, er voldoende alternatieven zijn om het ernstige nadeel af te wenden zonder verplichte zorg. De betrokkene heeft aangegeven dat zij zich beter voelt en bereid is om op vrijwillige basis behandeling te ondergaan. De rechtbank heeft voldoende vertrouwen in haar bereidheid om de behandeling voort te zetten. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter F.J. Koningsveld en schriftelijk uitgewerkt op 17 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597929 / FA RK 20-4068
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 juni 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland, locatie dr. Noletstraat te Schiedam,
advocaat mr. J.J. Boelaars te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 8 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 4 juni 2020;
  • de zorgkaart;
  • het zorgplan van 27 mei 2020
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020 Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 [naam afdelingsarts] , afdelingsarts en [naam coassistent] , coassistent, beiden verbonden aan GGZ Delfland, locatie dr. Noletstraat.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Het uitgangspunt van de wet Wvggz is dat het stellen van verplichte zorg het ultimum remedium is. Weliswaar is er bij betrokkene sprake van een psychische stoornis, te weten schizofrenie, maar er is in dit geval een alternatief om het ernstige nadeel af te wenden. Tijdens de mondelinge behandeling erkent betrokkene dat het een periode niet goed met haar ging, maar zij geeft aan dat zij zich inmiddels beter voelt en dat zij een behandeling op basis van vrijwilligheid wenst. Volgens de coassistent is betrokkene vrijwel geheel hersteld van de symptomen. Zij houdt zich bovendien aan de voorgestelde therapie en neemt haar medicatie naar behoren in. De rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de bereidheid van betrokkene om de behandeling op basis van vrijwilligheid voort te zetten. Hiermee is ter zitting vast komen te staan er sprake is van instemming, zoals bedoeld in artikel 1:4 lid 3 onder a Wvggz. Om die reden zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af:
Deze beschikking is op 15 juni 2020 mondeling gegeven door mr. F.J. Koningsveld, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 17 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.