ECLI:NL:RBROT:2020:5531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597627 / FA RK 20-3920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het CIZ

Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, op verzoek van het CIZ. De zaak betreft een cliënt die verblijft in het Verpleeghuis Laurens te Rotterdam en die lijdt aan ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen. De burgemeester van Rotterdam had op 1 april 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Dit nadeel werd veroorzaakt door het gedrag van de cliënt, dat als gevolg van zijn aandoening leidde tot agressie en gevaar voor de veiligheid van anderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de voortzetting van de inbewaringstelling. De ambulante hulp bleek ontoereikend en het steunsysteem was uitgeput. De cliënt verzet zich tegen de voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie, maar de rechtbank oordeelde dat de criteria voor de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 17 juli 2020.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 12 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597627 / FA RK 20-3920
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 5 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt],
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt], [woonplaats cliënt],
thans verblijvende in het Verpleeghuis Laurens, locatie Antonius Binnenweg te Rotterdam,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 3 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 2 juni 2020;
 de verklaring van [naam arts], arts, van 2 juni 2020; en
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 7 augustus 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 juni 2020 Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat;
 [naam], specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Laurens, locatie Antonius Binnenweg te Rotterdam.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 1 april 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening, te weten ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Er zijn uitgebreide neurocognitieve stoornissen vastgesteld bij cliënt, waaronder confabuleren, woordvindstoornissen, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. Er zijn momenten waarop hij zijn echtgenote niet meer als zodanig herkent. Sinds enkele tijd vertoont hij bovendien (fysiek) agressief gedrag jegens zijn echtgenote. Ook vertoont hij dwaalgedrag en herkent hij zijn eigen woning niet meer. Dit heeft tot gevolg gehad dat hij voor opname twee keer dwalend op straat is aangetroffen door de politie en is teruggebracht naar zijn eigen woning. Cliënt is niet meer in staat om adequaat voor zichzelf te zorgen.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De ingezette ambulante hulp is ontoereikend gebleken en het steunsysteem is uitgeput en overbelast. Cliënt heeft 24 uur per dag zorg en begeleiding nodig, hetgeen hem in de thuissituatie niet meer kan worden geboden.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Uit de medische verklaring blijkt dat cliënt de verpleging van de accommodatie herhaaldelijk vraagt of hij weg mag. Hij heeft tevens gedreigd alle stoelen kapot te gooien en heeft aan de ramen gezeten om te onderzoeken of hij hier door weg kon komen. Ook tijdens de mondelinge behandeling geeft cliënt aan dat hij terug wil naar zijn eigen woning.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 juli 2020.
Deze beschikking is op 5 juni 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 12 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.